background image
14
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 2
2013
werd de ElISA negatief voor zowel MPO-ANCA als Pr3-
ANCA. Vanaf 2008 waren de MPO-ANCA opnieuw positief
bij ElISA in een titer van 1-2AU, echter zonder tekenen van
klinisch recidief.
In 2009 zei de patiënte voor het eerst dat ze zwanger wou
worden. Daarom werd de behandeling gewijzigd om een
gunstig terrein te creëren. Foliumzuur 0,4mg werd aan
de behandeling toegevoegd en de bloeddrukverlagende
behandeling werd vervangen door methyldopa 500mg
2x/dag en daarna 3x/dag. Wegens slechte bloeddrukcon-
trole werd atenolol 50mg/dag toegevoegd. We hebben de
voorkeur gegeven aan een bètablokker boven een calcium-
antagonist gezien de mogelijke perifere bijwerkingen van
calciumantagonisten. We hebben een hydrofiele bèta-
blokker gekozen om de transplacentaire passage naar de
foetus te beperken.
Er werd een klassieke immunologische screening uitge-
voerd, die de volgende resultaten gaf: geen antistoffen
tegen toxoplasma en CMV (IgM en IgG negatief). De pa-
tiënte had wel antistoffen tegen het HVZ-virus en rode
hond (vaccinatie). Er is geen contact geweest met het HBV,
HCV of hiv.
Ze werd spontaan zwanger in december 2011. De bloed-
druk bij de laatste visite enkele maanden daarvoor be-
droeg 140/110mmHg (daarom werd beslist om atenolol
aan de behandeling met methyldopa toe te voegen) en
bij het laatste urineonderzoek met een teststrookje was
er een spoor eiwit. De zwangerschap werd aanvankelijk op
de normale wijze gevolgd, één visite per trimester, door
een verloskundige die gespecialiseerd is in risicozwanger-
schappen. De bloeddruk werd bij elke visite gemeten en de
urine werd nu vaker getest met een teststrookje.
Vanaf de 22e zwangerschapsweek werd de patiënte inten-
ser gevolgd: om de 7-10 dagen in de dienst verloskunde
voor foetale echografie en monitoring van het hart. Vanaf
25 weken werd ze arbeidsongeschikt verklaard.
De zwangerschap verliep zonder veel problemen, de bloed-
druk bleef stabiel en de behandeling hoefde niet te worden
aangepast. Gezien het rustige klinische verloop werden de
ANCA niet bepaald. Een foetale biometrie gaf normale uit-
komsten (percentiel 50). Bij de tripeltest tijdens het 1e tri-
mester werd het risico op trisomie 21 geraamd op 1/8.969.
Aanvullende onderzoeken waren niet nodig en werden
niet aangevraagd.
Na 31 weken en 6 dagen zwangerschap meldde de pa-
tiënte zich met koorts, hoesten, baarmoedercontracties en
lichte bloedingen. De foetale parameters waren geruststel-
lend. Het CrP was 1,4mg/dl (normaalwaarden < 1,0mg/
dl). Bij auscultatie werd een pleura-uitstorting vermoed.
Daarom werd een echografie uitgevoerd, die het klinische
vermoeden bevestigde. Daarop werd een diagnose ge-
steld van pneumopathie. De patiënte werd behandeld met
ampicilline. Ze werd gedurende vijf dagen in het zieken-
huis opgenomen voor intraveneuze tocolyse met ritodrine
en bewaking. Het CrP steeg eerst tot 6,6mg/dl en daalde
daarna tot 4,1mg/dl. De patiënte werd dan uit het zieken-
huis ontslagen.
twee dagen na ontslag, op 32 weken 6 dagen, kwam ze
terug wegens vochtverlies sinds > 24 uur. Daarop werd
een diagnose gesteld van voortijdig breken van de vliezen.
Er werd dringend een keizersnede uitgevoerd wegens ver-
moeden van chorioamnionitis. Die diagnose werd later be-
vestigd door pathologisch-anatomisch onderzoek van de
placenta en de patiënte werd behandeld met ampicilline.
De foetale parameters bleven tijdens de hele keizersnede
correct.
De baby stelde het goed: APGAr 9 na 1 minuut, 10 na
5 minuten en 10 na 10 minuten. Hij moest niet worden
gereanimeerd of beademd. Hij was 45cm lang, woog
1.990g en had een schedelomtrek van 31,8cm. De baby
verbleef enkele dagen op de eenheid neonatologie, zonder
complicaties, en kon daarna terug naar zijn moeder.
Bespreking
Onze patiënte werd spontaan zwanger in december 2011.
Er werd dan beslist om de zwangerschap gewoon te vol-
gen: één visite per trimester, maar wel door een verlos-
kundige die gespecialiseerd is in risicozwangerschappen.
Bij elke visite werd de bloeddruk gemeten en de urine
onderzocht. Er werden geen aanvullende onderzoeken
verricht en er waren geen bijzondere voorzorgen vereist
behalve de klassieke voorzorgen wat toxoplasma en CMV
betreft, omdat de patiënte daar niet tegen geïmmuniseerd
was. De immunologische toestand werd om de maand
gecontroleerd.
In de literatuur vinden we weinig terug over de aanpak
van een dergelijke zwangerschap. Er werden maar twee
studies ter zake uitgevoerd.
In een eerste, retrospectieve studie (4) die door Pagnoux
et
al in 2011 werd uitgevoerd bij twaalf vrouwen (20 zwan-
gerschappen) met een primaire vasculitis, werd geconclu-
deerd dat die patiënten intensiever moeten worden opge-
volgd gezien het risico op miskraam en vroeggeboorte. De
zwangerschap zelf lijkt echter geen effect te hebben op de
ziekteactiviteit. In die studie zat echter maar één vrouw
met MPA.
In een andere retrospectieve studie (5), die werd uitge-
voerd door Tuin
et al in 2011, werden 22 zwangerschap-
pen gevolgd bij 14 vrouwen met een primaire, systemische
ANCA-positieve vasculitis. De zwangerschappen zijn over
het algemeen goed verlopen, maar opnieuw was MPA on-
dervertegenwoordigd: slechts één op de veertien vrouwen.
Geen enkele pasgeborene vertoonde tekenen of sympto-
men van vasculitis. Er werden geen ernstige complicaties