![]() een solitaire, positieve SlN zijn de externe iliacale, obtura- tor- en parametrische lymfeklieren (27). Bilaterale detec- tiewaarden worden inconsistent genoemd en variëren van 31 procent (3) tot 94 procent (35). Wydra et al. (32) toon- den aan dat succesvolle identificatie van ten minste een SlN minder waarschijnlijk is bij patiënten met tumoren > 2cm (54%) in vergelijking met tumoren < 2cm (96%). Wydra et al. vonden 3 procent vals-negatieve SlN's. Alle vals-negatieve SlN's waren aanwezig bij grote tumoren (> 2cm). De resultaten van een multi-institutionele studie (36), waarin 590 patiënten werden geïncludeerd, toonde een sensitiviteit van 77,4 procent bij alle tumoren en een sensitiviteit van 90,9 procent in tumoren < 2cm. SlN's werden bilateraal slechts in 87 procent van de patiënten geïdentificeerd. uitgebreide lymfeklierdissectie, aangezien de met de in- greep geassocieerde morbiditeit sterk verminderd, terwijl de voordelen van een goede stagering behouden blijven. De SlN-procedure kan uitgevoerd worden met radiocol- loïd, tigen de validiteit en veiligheid van de SlN-procedure bij patiënten met een vulvacarcinoom in een vroeg stadium. De procedure is geassocieerd met een vermindering van de morbiditeit op korte en lange termijn, vergeleken met een uitgebreide lymfadenectomie. Dit impliceert grote voor- delen voor de patiënt en bovendien een reductie van de kosten voor de gezondheidszorg. Gezien al deze voordelen dient de SlN-procedure de chirurgische standaardbehan- deling te zijn voor patiënten met een vulvacarcinoom in stadium I-II. van de SlN-procedure sterk geassocieerd is met het aan- tal patiënten die binnen een specifiek centrum behandeld worden en met de aanwezigheid van een goed opgeleid oncologisch team. Dit is in overeenstemming met eerdere prospectieve gegevens waaruit blijkt dat overleving bij gy- naecologische carcinomen gerelateerd is aan het aantal patiënten dat per jaar behandeld wordt in een ziekenhuis en het al dan niet aanwezig zijn van subspecialisten (gy- naecologische oncoloog) (37). Op dit moment is bilaterale liesklierdissectie nog steeds aanbevolen in geval van een positieve SlN. Een momenteel in Nederland lopende, ge- randomiseerde studie (GrOINSS VII) probeert aan te tonen of bestraling van de liesstreek een gelijkwaardig alterna- tief kan zijn voor complete dissectie bij patiënten met een positieve SlN. tot de resultaten van deze studie worden behandeling te blijven in geval van een positieve SlN, omdat een recidief in de lies bijna altijd fataal is. overleving vinden bij patiënten met een endometriumcar- cinoom in een vroeg stadium waarbij een lymfeklierdissec- tie werd uitgevoerd (38, 39). Echter, suboptimale chirurgi- sche stagering, zonder lymfadenectomie, is de belangrijk- ste reden waarvoor patiënten met een hoogrisicoziekte in stadium I (graad 3 met of zonder diepe invasie van het myometrium) vaak onnodig postoperatieve radiotherapie van het bekken krijgen. In 60-70 procent van deze geval- len zullen geen lymfekliermetastasen worden gevonden. In dat geval is routinematig toegepaste radiotherapie een overbehandeling. Bovendien heeft 14-17 procent van deze patiënten para-aortale lymfekliermetastasen. Externe ra- diotherapie van enkel het bekken is dan een onderbehan- deling. Volgens recente literatuur kunnen patiënten met lymfekliermetastasen ook systemisch behandeld worden met chemotherapie (40). De SlN-procedure bij het endo- metriumcarcinoom wordt slechts in enkele kleine studies beschreven en bevat nog veel onduidelijkheden. Er is con- troverse over de wijze van toediening van het medium, cervicaal, hysteroscopisch of subserosaal. Hoewel de cer- vicale injectiemethode geassocieerd wordt met de hoog- ste identificatiewaarden, is het betwistbaar of cervicale injecties een betrouwbare SlN toont, vanwege de discre- pantie tussen de lymfedrainage van de cervix en de uterus. De techniek om hysteroscopisch te injecteren is moeilijk en veroorzaakt bovendien een potentieel risico voor de verspreiding van maligne cellen door de tubae tijdens het uitvoeren van de hysteroscopie. De subserosale injectie- plaats heeft als nadeel dat er een grote variatie in uni- en bilaterale SlN-detectiewaarden is. Deze is geassocieerd met een hogere incidentie van para-aortale SlN's. Geïso- leerde para-aortale lymfekliermetastasen komen echter in een vroeg stadium van endometriumcarcinoom bij minder dan 3 procent van de gevallen voor. Aangezien de uterus een centraal gelegen orgaan is, is er bilateraal een SlN te verwachten. De veiligheid van de SlN-procedure kan dan ook in twijfel worden getrokken als de SLN alleen unilate- raal gevonden wordt. Bilaterale detectiewaarden van de SlN's zijn niet consistent gerapporteerd en variëren tussen de 20 en 81 procent. Grote multi-institutionele studies zijn daarom noodzakelijk. van de gecombineerde techniek met SlN-detectie en het risico van skipmetastasen (vals-ne- gatieve waarde) is direct gecorreleerd met de grootte van de tumor. De SlN-procedure lijkt het meest geschikt voor tumoren < 2cm, omdat dergelijke tumoren goed zichtbaar zijn en alle mogelijke drainagesites laparoscopisch kunnen worden uitgevoerd (32). De resultaten van een grote multi- institutionele studie (36) zijn echter teleurstellend, door |