background image
32
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 2
2013
De prognostische waarde van de SlN-procedure bij het
vulvacarcinoom werd geëvalueerd in een gerandomiseer-
de studie met 403 patiënten met een vulvacarcinoom in
FIGO-stadium I en II (10). Deze studie toonde geen ho-
gere recidiefkans na de SlN-procedure vergeleken met
een complete inguïnale lymfeklierdissectie. De recidief-
kans na twee jaar was 3 procent voor alle patiënten en
2,3 procent bij patiënten met een unifocale tumor (10).
Bovendien toonde deze studie een ziektevrije overleving
van 97 procent voor patiënten met een unifocale tumor
met een negatieve SlN. Oonk et al. (11) toonden aan dat
de prognose slechter is voor patiënten met een metastase
groter dan 2mm in de SlN en zij suggereren dan ook dat
er nieuwe behandelstrategieën voor deze groep patiënten
gemaakt moeten worden.
twee studies toonden dat de SlN-procedure een signifi-
cant minder morbiditeit op korte en lange termijn heeft, in
vergelijking met complete inguïnale dissectie (10, 12). Bij
patiënten die een SlN-procedure ondergingen, ontston-
den wondinfecties in 11,7 procent van de gevallen, cellu-
litis bij 4,5 procent, in vergelijking met 34 procent en 21,3
procent bij patiënten met een volledige lymfeklierdissectie
(p < 0,001). De duur van het ziekenhuisverblijf was ook
significant korter bij de SlN-groep, 8,4 dagen vergeleken
met 13,7 dagen voor de groep met een inguïnale dissectie
(p < 0,001) (10).
Ook de morbiditeit op lange termijn was gereduceerd bij
patiënten met een SlN-procedure vergeleken met patiën-
ten die een lymfadenectomie ondergingen; recidiverende
erysipelas daalde van 16,2 procent naar 0,4 procent en
lymfoedeem van 25,2 procent naar 1,9 procent (p < 0,001).
Ook Johann et al. toonden een significante vermindering
van lymfoedeem aan, namelijk 13 procent na de SlN-pro-
cedure vergeleken met 39 procent na lymfadenectomie,
zonder recidieven bij SlN-negatieve patiënten.
Endometriumcarcinoom
De belangrijkste prognostische factoren bij een endome-
triumcarcinoom in een vroeg stadium zijn myometriumin-
vasie, de lymfeklierstatus, invasie in het cervicale stroma
(13) en de algemene gezondheidstoestand van de patiënt.
Ongeveer 90 procent van patiënten met een endometri-
umcarcinoom in FIGO-stadium 1 heeft geen metastasen
op het moment van de diagnose (14).
De lymfedrainage van de uterus is complex. Drainage van
lymfe vanuit het corpus van de uterus gaat meestal eerst
naar de lymfeklieren in de fossa obturatorium, dan naar de
a. iliaca externa en de a. iliaca interna. Wanneer de tumor
ingroeit in het stroma van de cervix, zal de lymfedrainage
meer de route van de cervix volgen, naar het parametrium
en de a. illiaca communis. Para-aortale metastasen komen
meestal voor samen met positieve klieren in het bekken,
invasie in de serosa of in de adnexen. Het risico op meta-
stasen is afhankelijk van de histologische graad, de diepte
van invasie in het myometrium en de diameter van de tu-
mor. Uitgebreide lymfadenectomie is nodig om de lymfe-
klierstatus te bepalen en daarmee de juiste postoperatieve
therapie te bepalen.
De SlN-procedure is voor het endometriumcarcinoom al-
leen beschreven in studies met kleine aantallen patiënten.
Evenals bij het vulvacarcinoom, werden ook bij het endo-
metriumcarcinoom twee media gebruikt, namelijk
patent
blue of een radioactief medium (radiocolloïd).
Tabel 2: SLN-detectie waarden bij het endometriumcarcinoom.
Auteurs
Aantal
patiënten
Injectieplaats
Detectie-
methoden
Unilaterale
detectie %
Bilaterale
detectie%
Vals-negatief %
Burke (1996)
15
SSM
PB
67
NG
50
Echt (1999)
8
SSM
PB
0
0
0
Holub (2002)
13
SSM
PB
62
NG
0
12
SSM+PC
PB
83
NG
0
Pelosi (2002)
16
PC
PB + rC
94
56
0
Gargiulo (2003)
11
PC
PB + rC
100
35
0
raspagliesi
(2004)
18
HS
PB + rC
100
NG
0
Holub (2004)
25
SSM+PC
PB
84
81
0
Fersis (2004)
10
HS
RC
70
20
0
Niikura (2004)
28
HS
RC
82
NG
0
Maccuro (2005)
26
HS
PB+ rC
100
NG
0
Bats (2005)
26
PC
PB + rC
81
NG
0
li (2007)
20
SSM
PB
75
NG
NG
Frumovitz (2007)
18
SSM
PB +/ rC
45
39
0
Altgassen (2007)
23
SSM
PB
92
NG
NG
Delpech (2007)
23
PC
PB + rC
83
48
NG
Barranger (2009)
33
PC
PB +/ rC
82
54
0
SSM = subserosaal myometrium; PC = paracervicaal; HS = hysteroscopisch; NG = niet gespecifieerd; PB = patent blue; rC = radiocolloïd