![]() vulvacarcinoom werd geëvalueerd in een gerandomiseer- de studie met 403 patiënten met een vulvacarcinoom in FIGO-stadium I en II (10). Deze studie toonde geen ho- gere recidiefkans na de SlN-procedure vergeleken met een complete inguïnale lymfeklierdissectie. De recidief- kans na twee jaar was 3 procent voor alle patiënten en 2,3 procent bij patiënten met een unifocale tumor (10). Bovendien toonde deze studie een ziektevrije overleving van 97 procent voor patiënten met een unifocale tumor met een negatieve SlN. Oonk et al. (11) toonden aan dat de prognose slechter is voor patiënten met een metastase groter dan 2mm in de SlN en zij suggereren dan ook dat er nieuwe behandelstrategieën voor deze groep patiënten gemaakt moeten worden. cant minder morbiditeit op korte en lange termijn heeft, in vergelijking met complete inguïnale dissectie (10, 12). Bij patiënten die een SlN-procedure ondergingen, ontston- den wondinfecties in 11,7 procent van de gevallen, cellu- litis bij 4,5 procent, in vergelijking met 34 procent en 21,3 procent bij patiënten met een volledige lymfeklierdissectie (p < 0,001). De duur van het ziekenhuisverblijf was ook significant korter bij de SlN-groep, 8,4 dagen vergeleken met 13,7 dagen voor de groep met een inguïnale dissectie (p < 0,001) (10). patiënten met een SlN-procedure vergeleken met patiën- ten die een lymfadenectomie ondergingen; recidiverende erysipelas daalde van 16,2 procent naar 0,4 procent en lymfoedeem van 25,2 procent naar 1,9 procent (p < 0,001). Ook Johann et al. toonden een significante vermindering cedure vergeleken met 39 procent na lymfadenectomie, zonder recidieven bij SlN-negatieve patiënten. triumcarcinoom in een vroeg stadium zijn myometriumin- vasie, de lymfeklierstatus, invasie in het cervicale stroma (13) en de algemene gezondheidstoestand van de patiënt. Ongeveer 90 procent van patiënten met een endometri- umcarcinoom in FIGO-stadium 1 heeft geen metastasen op het moment van de diagnose (14). lymfe vanuit het corpus van de uterus gaat meestal eerst naar de lymfeklieren in de fossa obturatorium, dan naar de a. iliaca externa en de a. iliaca interna. Wanneer de tumor ingroeit in het stroma van de cervix, zal de lymfedrainage meer de route van de cervix volgen, naar het parametrium en de a. illiaca communis. Para-aortale metastasen komen meestal voor samen met positieve klieren in het bekken, invasie in de serosa of in de adnexen. Het risico op meta- stasen is afhankelijk van de histologische graad, de diepte van invasie in het myometrium en de diameter van de tu- mor. Uitgebreide lymfadenectomie is nodig om de lymfe- klierstatus te bepalen en daarmee de juiste postoperatieve therapie te bepalen. leen beschreven in studies met kleine aantallen patiënten. Evenals bij het vulvacarcinoom, werden ook bij het endo- metriumcarcinoom twee media gebruikt, namelijk detectie % (2004) |