![]() maten, onafhankelijk van andere risicofactoren (3). Omdat deze associaties continu waren, zonder duidelijke afkap- waarden waarboven de risico's toenamen, drong een con- sensus zich op om deze bevindingen te vertalen naar de klinische praktijkvoering toe. Data van talrijke studies zijn conform deze van de HAPO-studie (4). sus voor detectie en diagnosestelling van hyperglycemi- sche aandoeningen in de zwangerschap omvat twee fa- sen. De eerste fase is detectie van vrouwen met manifeste DM niet eerder gediagnosticeerd of behandeld buiten de zwangerschap. Universele vroege screening in populaties met een hoge prevalentie van DM type 2 (t2DM) is aan- gewezen, vooral gezien een systematische screening in deze leeftijdsgroep niet frequent wordt verricht buiten de zwangerschap. De tweede fase is een 75g-OGtt bij een amenorroeduur van 24-28 weken bij alle vrouwen bij wie nog geen manifeste DM of GDM werd aangetoond (4). Deze nieuwe IADPSG-criteria kunnen bij een bepaald pre- valentieniveau de klinische praktijkvoering beïnvloeden. Wij onderzochten dit in een Belgische populatie via pros- pectief toepassen van de nieuwe IADPSG-criteria (HAPO 5), matchen van de resultaten met universeel geaccepteerde risicofactoren voor GDM en nagaan van de detectieratio. tereenvolgend consulterende vrouwen voor prenatale zorg in een tweedelijnsziekenhuis in Ieper. Voorheen werd enkel gescreend op basis van risicofactoren met behulp van een OGtt bij een zwangerschapsduur van 26 weken. werden ze allen gescreend volgens de IADPSG-criteria en alle risicofactoren werden via anamnese bevraagd. Om de diagnose GDM te stellen werden volgende afkapwaarden gebruikt: in het eerste trimester een nuchtere glycemie > 92mg/dl of een random glycemie > 200mg/dl, bij twee- de trimester-OGtt: 1u plasmaglucose > 180mg/dl, 2u plasmaglucose > 153mg/dl. Eén of meer van deze waar- den moet worden bereikt of overschreden om GDM te diagnosticeren. Metingen werden verricht via capillaire bloedafname. werd toegepast om de biochemische resultaten te linken met de klinische risicofactoren. Klinisch relevante mater- nale en neonatale uitkomsten werden geregistreerd. aan deze studie tussen januari 2011 en september 2012 (4 gynaecologen in één centrum) werden er 61 uitgeslo- ten wegens gebrek aan data of weigering tot deelname aan de studie. Data van de overige 666 patiëntes waren beschikbaar voor analyse. De prevalentie van GDM binnen onze studiepopulatie bedraagt 23,9% volgens de HAPO 5-criteria. Binnen de groep waarbij de diagnose GDM werd gesteld via de OGtt (n = 94) gebeurde dit op basis van 1 afwijkende waarde bij 75,5% (71/94), bij 22% (21/94) op basis van twee afwijkende waarden en bij 2% (2/94) op basis van drie afwijkende waarden. toepassing van de minder strenge strategie (HAPO 6) leidt tot een prevalentie van 14,7%. Onder deze 666 patiënten waren er 22 (3,3%) niet caucasisch. 5% (33) onder hen waren ouder dan 35 jaar. |