![]() rurgisch gemenopauzeerde vrouwen die oestrogenen krijgen, bij vrouwen met een natuurlijke menopauze die een combinatie van oestrogenen en progestagenen krijgen, bij postmeno- pauzale vrouwen zonder hormonale substitutietherapie (Figuur 2) (27) en bij premenopauzale vrouwen... (28)." testosteron- en androsteendionspie- gels en de mate van vaginale atrofie (29). Vandaar dat de therapeutische indicaties zo breed zijn. Intravaginale toediening van testosteron verbetert de atrofie en de cytologie van de vagina (Figuur 3) en de frequentie van dyspa- reunie (30). "Testosteron zou echter ook de voortplantingsfunctie, de integriteit van het bot, de spiermassa, de cardio- vasculaire functie en de cognitieve func- ties kunnen verbeteren." Testosteron is immers essentieel voor de ontwikkeling van de follikels (31) en verhoogt het slaagpercentage na in-vitrofertilisatie (32). Vrouwen met een lage testos- teronspiegel verliezen trouwens meer bot in de premenopauze (33) en vrou- wen met de hoogste testosteronspiegel vertonen de hoogste botdichtheid na de menopauze (34). Bovendien ver- hoogt toediening van testosteron de botdichtheid na de menopauze (35). muleert het eiwitanabolisme in de spieren bij vrouwen (36), verhoogt de vetvrije massa (37) en verlaagt het percentage vetweefsel na de meno- pauze (38). De endogene testosteron- productie correleert tot slot met een betere endotheelfunctie in de post- menopauze (39). Dat strookt met de vaststelling dat er een negatieve cor- relatie bestaat tussen de testosteron- spiegel en het cardiovasculaire risico (Figuur 4) (40). "Dat is gemakkelijk te begrijpen als je weet dat intranasale toediening van testosteron een vaat- verwijdend effect heeft (41) en dat exogeen testosteron ook de flow in de arteria brachialis verbetert (42) en de inspanningstolerantie en de spierkracht verhoogt (43)." testosteron het visuele en het verbale geheugen (44) en het aanleren van complexe taken (45). leeftijd en bij ovariuminsufficiëntie (46), bij inname van orale anticoncep- tiva (47), een hormonale substitutie- therapie (48), behandeling met corti- coïden (49) en hypofyse-insufficiëntie (50). "Het is evenwel moeilijk om een onderste cut-offwaarde te definiëren waaronder echt kan worden gesproken van androgeendeficiëntie bij vrouwen", constateert Susan Davis. Daarom moet een anamnese worden uitgevoerd over de huidige levensomstandigheden (heeft ze een relatie?), haar beroeps- activiteit, haar seksualiteit, eventuele comorbiditeit en vooral dan gynaeco- logische comorbiditeit." 1. 42. 13. 59. 2008;18(4):256-62. 11. Lakshman K, et al. J Gerontol A Biol Sci Med Sci 13. Haring, et al. Diabetes 2009;58(9):2027-31. 14. Bhasin S, et al. Diabetes Care 2011;34(11):2464-70. 15. Ding E, et al. N Engl J Med 2009;361(12):1152-63. 16. Svartberg J, et al. J Intern Med 2006;259(6):576-82. 17. Vikan T, et al. Eur J Epidemiol 2009;24(6):289-95. 18. Araujo A, et al. J Clin Endocrinol Metab 2011;96(10):3007- 20. O'Connell M, et al. J Clin Endocrinol Metab 22. Gopal R, et al. Endocr Pract 2010;16(4):570-6. 23. Jones T, et al. Diabetes Care 2011;34(4):828-37. 24. Heufelder, et al. J Androl 2009;30(6):726-33. 25. Fernandez-Balsells M, et al. J Clin Endocrinol Metab 27. Davis S, et al. J Sex Med 2009;6(10):2690-7. 28. Davis S, et al. Ann Intern Med 2008;148(8):569-77. 29. Leiblum S, et al. JAMA 1983;249(16):2195-8. 30. Witherby S, et al. Oncologist 2011;16(4):424-31. 31. Wen X, et al. Reprod Biol Endocrinol 2010;8:117. 32. Kim C, et al. Fertil Steril 2011;95(2):679-83. 33. Slemenda C, et al. J Clin Invest 1996;97(1):14-21. 34. Rariy C, et al. J Clin Endocrinol Metab 2011;96(4):989-96. 35. Davis S, et al. Maturitas 1995;21(3):227-36. 36. Sheffield-Moore M, et al. J Clin Endocrinol Metab 38. Dobs A, et al. J Clin Endocrinol Metab 2002;87(4):1509-16. 39. Montalcini T, et al. Coron Artery Dis 2007;18(1):9-13. 40. Laughlin G, et al. J Clin Endocrinol Metab 2010;95(2):740- 44. Shah S, et al. Menopause 2006;13(4):600-8. 45. Davison S, et al. Maturitas 2011;70(3):307-11. 46. Davison S, et al. J Clin Endocrinol Metab 2005;90(7):3847- 48. Tazuke S, et al. Medicine (Baltimore) 1992;71(1):44-51. 49. Abraham G. J Clin Endocrinol Metab 1974;39(2):340-6. 50. Miller K, et al. J Clin Endocrinol Metab 2001;86(2):561-7. ingegaan op alle antecedenten is essentieel omdat testosteron eigenlijk alleen geïndiceerd is in een stabiele relatie en niet bij pijn bij seks. Het is ook belangrijk om te weten hoe de vrouw haar seksuele leven gaat leiden, en om de comorbiditeit te behandelen: AHT, bijwer- kingen van bepaalde geneesmiddelen. Ik bepaal ook de schildklierfunctie, de oestrogenen, FSH, prolactine, testosteron, SHBG, ijzer en de nuch- tere glykemie en zoek naar een eventuele soa. Buiten borstkanker op enkele uitzonderingen na en vooral als de vrouw een aromataseremmer inneemt, zijn er geen echte contra-indicaties voor toediening van testosteron. 400ng/d, ongeacht de wijze waarop testosteron wordt toegediend. Testos- teron wordt echter het best parenteraal of transdermaal toegediend. Andere mogelijkheden zijn subcutane inplanting van bolletjes die traag testosteron afgeven, en een intranasale gel. Die laatste is momenteel bestemd voor vrouwen die, een beetje zoals mannen die PDE5-remmers innemen voor erectiestoornissen, hun seksuele activiteit willen plannen. |