![]() is. Een hoge testosteronspiegel (> 250ng/dl) heeft een gevoeligheid van 100% bij het detecteren van een tumor maar een positieve voorspellen- de waarde van slechts 9% (1). De ge- voeligheid daalt tot 60% bij een spiegel > 125ng/ml (2). kend middel om het polycystische- ovariasyndroom te onderscheiden van hypothalamische amenorroe en van een metaboolsyndroom (3). De ernst van het hyperandrogenisme voorspelt de ernst van het fenotype van het polycystische-ovariasyndroom (4) en voorspelt ook een hoger cardiovascu- lair risico na de menopauze (5). Bepa- ling van de testosteronspiegel is echter niet zo eenvoudig, omdat de plasma- concentratie van testosteron ook ver- schilt volgens de leeftijd, de BMI, het al dan niet optreden van ovulatie en het ras (6). Daarom heeft de American Society of Endocrinology een consen- susdocument opgesteld over het nut en de beperkingen van die bepaling en over de noodzaak tot standaardisering van de tests (6). leeftijd, maar niet sterk en gewoonlijk geleidelijk (7). Uit epidemiologische gegevens blijkt evenwel dat er in elke leeftijdsgroep mensen zijn met een heel lage spiegel. Daarom heeft de En- docrine Society richtlijnen opgesteld voor de behandeling van mannen met hypogonadisme (8). Dat is geen ge- makkelijke opdracht aangezien er geen duidelijke criteria zijn om testosteron- deficiëntie op te sporen bij bejaarde mannen zonder klinische tekenen van hypogonadisme. De testosteron- spiegel kan immers dalen in tal van klinische situaties: obesitas, bepaalde vormen van dyslipidemie, hypertensie, diabetes, erectiestoornissen, geringe libido, chronische aandoeningen... (9). beeld significant lager bij diabetes (10), maar het verschil met mensen zonder men van hypogonadisme (C) en de seksuele symptomen (D). 35 30 25 20 15 10 0 en op e v en op e v en op e v 35 30 25 20 15 10 0 35 30 25 20 15 10 0 |