background image
Percentiel
|
Vol 18
|
Nr 5
|
2013
9
de atleten heeft aanvullende onderzoeken ondergaan en 2% werd
gedis kwalificeerd;
·
de kosten-batenverhouding hoeft niet per se ongunstig te zijn (8);
·
de ogen sluiten voor het probleem en `een klein aantal sterfgeval-
len' per jaar aanvaarden komt neer op natuurlijke selectie. Dat ligt
ethisch erg moeilijk en gaat in tegen het medische beleid, zeker bij
jongeren die nog een heel leven voor zich hebben.
Ook in België wordt sterk gediscussieerd voor of tegen een ecg (9). Bui-
ten de weinige federaties die een presportieve screening eisen (met
name de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond), is er geen gestan-
daardiseerd beleid op nationaal niveau. De laatste jaren werden wel
individuele (cardiobus van prof. Brugada) en regionale (vragenlijsten
voor sporters in Vlaanderen met protocol van aanvullende onderzoeken
volgens de leeftijd) initiatieven genomen. Recentelijk heeft de Hoge
Gezondheidsraad in een advies op vraag van de minister voor Soci-
ale Zaken Laurette Onkelinx verwezen naar het protocol dat in 2011
in Vlaanderen werd ingevoerd. Dat protocol raadt een anamnese, een
klinisch onderzoek en een ecg aan bij jonge sporters van 14 tot 34 jaar.
De Hoge Gezondheidsraad pleit ook voor een gestructureerde screening
door bevoegde personen met verzameling van de gegevens om het pro-
bleem beter te omschrijven en om de impact van de genomen maat-
regelen te kunnen analyseren. De raad zegt niets over het financiële
probleem. Een dergelijke screening heeft een prijs (in België slechts
ongeveer 60 euro) en de openbare financiën zijn niet onbeperkt. Naast
een beperkte bijdrage door de ziekenfondsen zou je kunnen denken
aan alternatieve financieringen: een niet te hoge persoonlijke bijdrage,
sponsoring door firma's, bijdrage door grote, professionele clubs, nati-
onale loterij... (10).
Bij vermoeden van een afwijking bij het presportieve onderzoek worden
aanvullende onderzoeken uitgevoerd (echocardiografie, holter, inspan-
ningsproef, MRI, elektrofysiologisch onderzoek...). Dat kan uitmonden
in een volledig verbod van sportbeoefening of er kan een sport met een
beter geschikte statische en dynamische component worden aangera-
den (Tabel 6).
Er werden richtlijnen gepubliceerd met ook hier verschillen tussen
de Verenigde Staten en Europa. Europa is strenger wat het sporten
betreft in geval van bepaalde aandoeningen (vooral hypertrofische
cardiomyopathie en WPW) (11, 12). Er werden ook richtlijnen
gepubliceerd voor fysieke activiteiten die kinderen met een geopereerde
aangeboren hartziekte mogen verrichten (13).
tabel 6: classificatie van sporten volgens hun dynamische en statische component en risico op syncope en/of schok
(naar Mitchell jH, Haskell W, snell p et al. Bethesda 2005).
Dynamische
Statische
A
Gering
(< 40% vO
2
max)
B
Matig
(40-70% vO
2
max)
C
Sterk
(> 70% vO
2
max)
I
Gering
(< 20% MvK)
Biljarten
Bowling
cricket
curling
Karabijnschieten
Golf
Baseball, softball
volleybal
Schermen
tafeltennis
tennis (dubbel)
Voetbal
Hockey op grasveld
tennis (enkel)
Badminton
Squash, racket-ball
Lange afstand lopen en
oriëntatielopen
snelwandelen
Langlaufen (klassiek)
II
Gering
(20-50% MvK)
Boogschieten
Autosport
Motorsport
diepzeeduiken
Paardrijden
Duiken
sprint, springen (atletiek)
Kunstschaatsen
American football, rugby
Synchroonzwemmen
Surfen
Lacrosse
Basketbal, hand-bal
Hockey op ijs
Langlaufen (skating)
Biatlon
, Zwemmen
Middellange afstand lopen
III
Gering
(> 50% MvK)
discus- en speerwerpen,
gewichtheffen
Turnen
Sleesport, bobslee
Klimmen
Zeilen, windsurfen
Waterskiën
Vechtsporten
Worstelen
Bodybuilding
Alpineskiën
Snowboarden, skateboarden
Kanoën - kajakken
roeien
Boksen
Tienkamp
Fietsen
Triatlon
Snelschaatsen
VO
2
max: maximaal zuurstofverbruik; MVK: maximale vrijwillige kracht
Sporten die een risico op syncope inhouden, worden
schuin weergegeven. Sporten die een risico op schok inhouden, worden vet
weergegeven. Sporten die een risico op syncope en schok inhouden
, worden schuin en vet weergegeven.