![]() van de aangedane heup. De biologische parameters tonen geen tekens van infectie of inflammatie (1). Standaardradiografie blijft de hoeksteen voor de diagnose en stadiëring van de ziekte van LCP (Figuur 3). In de vroege fase (stadium I) zijn er nog geen radiografische afwijkingen aanwezig en ziet men op echo- grafisch onderzoek enkel een beperkte effusie in het heupgewricht. Tijdens de fragmentatiefase (stadium II) wordt de asymmetrie tussen de beide femurepifysen zichtbaar, waarbij de aangedane epifyse kleiner is. Er ontstaat een subchondrale, radiolucente lijn (`crescent sign'), die overeenkomt met een subchondrale fractuur, gevolgd door fragmentatie van de epifyse. Na enkele maanden begint de reossificatie en wordt de femurkop opnieuw beter aflijnbaar (stadium III). groei, vindt remodellering van de femurkop plaats. Dit herstelproces zal vlotter verlopen bij jonge patiënten, omdat het bot bij hen plastischer is. De prognose bij LCP is dus deels afhankelijk van de leeftijd waarop de aandoening optreedt. Een andere belangrijke prognostische parameter is de aantasting van de laterale pijler van de femurkop tijdens de fragmentatiefase, geclas- sificeerd volgens Herring (Figuur 4). Naarmate de hoogte van laterale pijler afneemt, wordt de prognose slechter. De belangrijkste complicaties van LCG zijn deformatie van de femurkop (coxa magna, coxa plana, coxa breva) en/of vroegtijdige coxartrose. MRI is belangrijk voor de vroegtijdige diagnose van LCP (wanneer standaardradiografie nog geen afwijkingen toont) en de prognose. a. stadium i: geen radiografische afwijkingen zichtbaar a. t1-gewogen coronale opnamen tonen een onregelmatige aflijning |