![]() vertraagde intraventriculaire geleiding geeft een beeld van rechterbun- deltakblok en een omkering van de T-top in de afleidingen V1-V3. In 50% van de gevallen tonen de rechterafleidingen een epsilongolf (Figuur 5) in de vorm van een `inkeping' op het einde van het QRS-complex (7). Die epsilongolf is eveneens een teken van tragere intraventriculaire gelei- ding. In verder gevorderde gevallen vertonen die patiënten een dilatatie van het rechterventrikel bij echocardiografie, angiografie of magneti- sche kernspinresonantie van het hart. Die afwijking kan het orificium van de tricuspidalisklep openrekken met tricuspidalsinsufficiëntie als gevolg en kan ook leiden tot een paradoxale beweging van het septum en dilatatie van het uitstroomkanaal. voor er macroscopische tekenen verschijnen en heeft dan ook een hoge diagnostische waarde. De ventrikeltachycardie bestaat uit een macrore- entrycircuit rond het geïnfiltreerde weefsel en kan leiden tot plotselinge dood, vooral bij jonge sporters (8). Een elektrofysiologisch onderzoek is alleen geïndiceerd om het risico op plotselinge dood te ramen. Genees- middelen werken niet. Meestal wordt een defibrillator geplaatst. ding in het ventrikel en dat laatste werkt maligne ritmestoornissen zoals torsades de pointes in de hand. Een lang-QT-interval kan aangeboren zijn of kan worden veroorzaakt door bepaalde geneesmiddelen, toxines, catecholamineproducerende tumoren en elektrolytenstoornissen (Figu- ren 6 en 7). Lange-Nielsen, syndroom van Romano-Ward). De verlenging van het QT-interval is toe te schrijven aan één of meer genetische afwijkingen. We kennen momenteel drie belangrijke vormen: LQT 1 (afwijking van het KvLQT1-gen op chromosoom 11), LQT 2 (afwijking van het HERG-gen op chromosoom 7; dat gen heeft te maken met de kaliumkanalen) en heeft met de natriumkanalen) (9). syndroom worden veroorzaakt door vertraagde, vroege of late depolari- saties (delayed after depolarizations) die de ventriculaire ritmestoornis in gang zetten (10). De symptomen van een lang-QT-syndroom kunnen beginnen op elke leeftijd met episoden van malaise, hartkloppingen, syncope en plotselinge dood. De incidentie van torsades de pointes en plotselinge dood door ventrikelfibrillatie is hoog. Zonder behandeling bedraagt de sterfte 70% na 10-15 jaar (11). terval gecorrigeerd voor de hartfrequentie (QTc). Bepaalde afwijkingen van de T-golf en bepaalde klinische beelden correleren direct met een genetische mutatie. Familiale screening is obligaat: bij alle biologische familieleden van de betrokken patiënt moet een ecg worden afgeno- men. Tot slot moet een genetisch onderzoek worden verricht met opspo- ring van de belangrijkste 3 mutaties. optreden van symptomen bij 80% van de jongeren (12). In geval van recidiverende syncopes ondanks een behandeling met bètablokkers kan een linker stellectomie worden overwogen, maar in refractaire gevallen is inplanting van een automatische defibrillator de enige mogelijkheid. wordt gekenmerkt door maligne ventriculaire ritmestoornissen (ventri- keltachycardie, ventrikelfibrillatie, plotselinge dood) bij patiënten met een gezond hart. Meestal beginnen de ritmestoornissen vanaf de leef- tijd van 40 jaar, maar in de literatuur zijn enkele gevallen van plotselinge dood beschreven bij kinderen met het brugadasyndroom. Het syndroom wordt veroorzaakt door een mutatie van het SCN5a-gen van het natri- umkanaal van de myocardcellen. |