![]() 90% van de gevallen en veroorzaakt een trage achteruitgang van het gezichtsvermogen. In 10% van de gevallen betreft het evenwel een natte LMD, ook exsudatieve of neovasculaire LMD genoemd. Die laatste vorm is bijzonder agressief en is goed voor 80% van de gevallen van blindheid door LMD. De prognose is slecht. 77% van de patiënten met een natte LMD zal in drie jaar tijd blind worden als ze geen behandeling krijgen. pathogenese van vaataantasting van de ogen. Daardoor is het mogelijk geworden progressie van natte LMD tegen te gaan en het gezichtsvermogen te stabiliseren en zelfs te verbeteren. De vele injecties en controles die levenslang noodzakelijk zijn om een optimaal effect te verkrijgen, zijn echter belastend voor de arts, de patiënt die afhankelijk is van anderen, en diens omgeving die herhaaldelijk met de patiënt op spreekuur moet komen. Nu VEGF-antagonisten een omwenteling teweeggebracht hebben bij de behandeling van LMD, moet het onderzoek zich toespitsen op minder belastende vormen van die behandeling. Aflibercept, een VEGF-antagonist met een ander en vernieuwend farmacologisch profiel, biedt een antwoord op die behoefte. VEGF-antagonist zoals de andere, maar een nieuw geneesmiddel, dat op heel wat vlakken verschilt van de bestaande VEGF-antagonisten. een fragment van een monoklonale antilichaam, blokkeren de VEGF- receptor. Aflibercept is een recombinant fusie-eiwit dat zich bindt aan VEGF (A en B) en PIGF zodat die zich niet kunnen binden aan de VEGF- receptoren en hun effect dus niet kunnen uitoefenen (1). Aflibercept is de enige die zich bindt aan VEGF-A, VEGF-B en PIGF (placentaire groeifactor), die alle drie een belangrijke rol spelen bij de pathogenese van neovascularisatie (1). VEGF heeft en ermee sneller een binding aangaat dan bevacizumab en ranibizumab (1). Die kenmerken zouden een positief effect moeten hebben op de biologische activiteit. et al. werd gepubliceerd in de British Journal of Ophthalmology. Met behulp van een tijds- en dosisafhankelijk wiskundig model hebben ze berekend dat de intravitreale activiteit van binding aan VEGF geobserveerd met ranibizumab na 30 dagen, geobserveerd werd na 73 dagen, 83 dagen en 87 dagen respectievelijk na een eenmalige injectie van 0,5mg, 2mg en 4mg aflibercept. Door deze gegevens verwacht fase III-non-inferioriteitsstudies versus een maandelijkse injectie van ranibizumab 0,5mg, de studies VIEW 1 (VS) en VIEW 2 (Europa) (3). Die twee studies werden volgens eenzelfde protocol uitgevoerd. Aflibercept werd gedurende 52 weken onderzocht en werd toegediend volgens drie schema's: 2mg 1x/maand, 0,5mg 1x/maand en 2mg om de 8 weken na een oplaadfase van 1 maandelijkse injectie tijdens de eerste drie maanden. Eenvoudigheidshalve zullen we ons beperken tot de resultaten die werden behaald met aflibercept om de twee maanden* versus ranibizumab om de maand. eindpunt was het percentage patiënten waarbij het gezichtsvermogen bewaard bleef na 52 weken. Dat laatste werd gedefinieerd als een daling van de gezichtsscherpte die minder dan 15 letters inhoudt ten opzichte van de beginwaarde. De gezichtsscherpte werd gemeten met de ETDRS-schaal op een afstand van 4 meter. Beide studies (3) hebben aangetoond dat aflibercept om de 2 maanden* niet minder efficiënt was dan maandelijkse injecties van ranibizumab. In VIEW 1 werd het primaire eindpunt bereikt door 95,1% van de patiënten in de ranibizumabgroep en 94,4% van de patiënten in de afliberceptgroep. In VIEW 2 was dat respectievelijk 94,4% en 95,6%*. Er werd evenmin een significant verschil waargenomen tussen de twee groepen in de secundaire eindpunten, namelijk de bevindingen bij OCT, de variatie van de gezichtsscherpte en het percentage patiënten waarbij het gezichtsvermogen met minstens 15 letters was verbeterd (30% in beide groepen). voortgezet. Tijdens die extensiefase werd de behandeling in beide groepen toegediend volgens de evolutie van de anatomische letsels en de gezichtsscherpte, maar met minstens één injectie om de 3 maanden. De gunstige effecten die tijdens het eerste jaar werden behaald, bleven behouden (gemiddeld 90% van de patiënten in beide groepen beantwoordde nog altijd aan het primaire eindpunt). Er waren geen duidelijke verschillen in de secundaire eindpunten. Samengevat, in de VIEW-studies is aflibercept 7,6 keer geïnjecteerd in het eerste en 4,2 keer in het tweede jaar, niet inferieur aan ranibizumab 12,3 keer geïnjecteerd in het eerste en 4,7 keer in het tweede jaar. ranibizumab tijdens de hele duur van de studie, zoals duidelijk wordt vermeld in de SPK. De frequentste bijwerkingen op de ogen waren, net zoals met andere VEGF-antagonisten, conjunctivale bloeding, oogpijn, cataract, drijvende lichaampjes in het glaslichaam, een stijging van de oogdruk en loslating van het glaslichaam. We kunnen dus besluiten dat de oogarts nu over een extra wapen beschikt bij de behandeling van natte LMD, namelijk aflibercept. Aflibercept is werkzaam en veilig en is nu in de handel te verkrijgen. 1. GEBLEKEN T.O.V. RANIBIZUMAB MET MINDER INJECTIES |