background image
I
23
De Specialist
13-20
11 december 2013
www.despecialist.eu
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Pradaxa 150 mg harde capsules Pradaxa 110 mg harde capsules KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Een harde capsule bevat 150 of 110 mg dabigatran etexilaat
(als mesilaat).
FARMACEUTISCHE VORM Harde capsule. Capsules met lichtblauwe, ondoorzichtige bovenste capsulehelft en roomkleurige, ondoorzichtige onderste capsulehelft, maat 0 of 1, gevuld met gelige pellets.
Op de bovenste capsulehelft staat het logo van Boehringer Ingelheim afgebeeld, op de onderste capsulehelft staat "R150 of R110".
THERAPEUTISCHE INDICATIES Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en
systemische embolie bij volwassen patiënten met non-valvulair atriumfi brilleren, met één of meer van de volgende risicofactoren: -CVA, TIA of systemische embolie in de anamnese -Linkerventrikel ejectiefractie < 40%
-Symptomatische hartfalen, New York Heart Association (NYHA) klasse 2 -75 jaar en ouder -65 jaar en ouder in combinatie met diabetes mellitus, coronair vaatlijden of hypertensie
DOSERING EN WIJZE VAN
TOEDIENING Dosering De aanbevolen dagelijkse dosis PRADAXA is 300 mg ingenomen als één capsule van 150 mg tweemaal per dag. De behandeling dient voor lange tijd te worden voortgezet. Voor de volgende twee
groepen is de aanbevolen dagelijkse dosis Pradaxa 220 mg, ingenomen als 1 capsule van 110 mg tweemaal daags: Patiënten van 80 jaar of ouder Patiënten die gelijktijdig verapamil krijgen Voor de volgende groepen
moet de dagelijkse dosis Pradaxa van 300 mg of 220 mg geselecteerd worden op basis van een individuele beoordeling van het risico op trombo-embolische voorvallen en bloedingen: Patiënten in de leeftijd van 75-
80 jaar Patiënten met een matige nierinsuffi ciëntie Patiënten met gastritis, oesofagitis of gastro-oesofageale refl ux Andere patiënten met een verhoogd risico op bloedingen Zie hieronder In geval van onverdraagbaarheid
van dabigatran dient de patiënt verteld te worden onmiddellijk de behandelend arts te raadplegen, zodat de patiënt omgezet kan worden op andere geaccepteerde behandelmogelijkheden ter preventie van CVA en
systemische embolie bij atriumfi brilleren. Ouderen (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Patiënten in de leeftijd van 75 tot 80 jaar dienen behandeld te worden met een dagelijkse dosis van 300 mg, ingenomen als één
capsule van 150 mg tweemaal per dag. Een dosis van 220 mg, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag, kan per individu overwogen worden, ter beoordeling van de arts, als het trombo-embolisch risico
laag is en het bloedingsrisico hoog. Patiënten van 80 jaar en ouder dienen behandeld te worden met een dagelijkse dosis van 220 mg, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag, in verband met een
verhoogde kans op bloedingen bij deze populatie. Omdat nierinsuffi ciëntie vaak kan voorkomen bij oudere patiënten (>75 jaar) dient voor de start van de behandeling met Pradaxa de nierfunctie bepaald te worden door
berekening van de creatinineklaring, om patiënten met een ernstige nierinsuffi ciëntie (CrCl <30 ml/min) uit te kunnen sluiten voor behandeling. Tijdens de behandeling met Pradaxa dient de nierfunctie tenminste één
maal per jaar te worden bepaald, of vaker indien nodig in klinische situaties waarbij verwacht wordt dat de nierfunctie zal afnemen of verslechteren (bv hypovolemie, dehydratie of bij het gebruik van bepaalde
comedicatie, enz.) (zie rubriek "Contra-indicaties"). Patiënten met risico op bloedingen (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Patiënten met een verhoogd bloedingsrisico dienen onder nauwgezet medisch toezicht te
staan (met aandacht voor verschijnselen van bloeding of anemie). Het is aan de arts om tot een dosisaanpassing te besluiten, na een beoordeling van de mogelijke voor- en nadelen voor de individuele patiënt. Een
stollingstest kan bijdragen aan het identifi ceren van patiënten met een verhoogd bloedingsrisico veroorzaakt door overmatige blootstelling aan dabigatran. Als een overmatige blootstelling aan dabigatran is vastgesteld
bij patiënten met een hoog risico op bloedingen, wordt een dosis van 220 mg aanbevolen, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag. Indien klinisch relevante bloedingen optreden, dient de behandeling
onderbroken te worden. Bij patiënten met gastritis, oesofagitis of gastro-oesofageale refl ux kan een dosis van 220 mg, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag, overwogen worden i.v.m. het verhoogde
risico op majeure gastro-intestinale bloedingen. Bepaling van de nierfunctie (preventie van CVA bij atriumfi brilleren): Bij alle patiënten: De nierfunctie dient te worden bepaald door de creatinineklaring (CrCL) voor aanvang
van de behandeling met Pradaxa te berekenen, om patiënten met ernstige nierinsuffi ciëntie (d.w.z. CrCL < 30 ml/min) uit te kunnen sluiten van behandeling (zie rubriek "Contra-indicaties"). Pradaxa is gecontra-indiceerd
bij patiënten met ernstige nierinsuffi ciëntie. De nierfunctie dient ook te worden bepaald wanneer er een afname van de nierfunctie wordt verwacht tijdens de behandeling (bijvoorbeeld bij hypovolemie, dehydratie en in
het geval van gelijktijdig gebruik van bepaalde geneesmiddelen). Aanvullende vereisten bij patiënten met milde tot matige nierinsuffi ciëntie en bij patiënten ouder dan 75 jaar: Tijdens de behandeling met Pradaxa dient
de nierfunctie ten minste eenmaal per jaar bepaald te worden en vaker indien nodig in klinische situaties waarbij verwacht wordt dat de nierfunctie kan afnemen of verslechteren (bijvoorbeeld bij hypovolemie, dehydratie
en in het geval van gelijktijdig gebruik van bepaalde geneesmiddelen). Tijdens de klinische ontwikkeling van Pradaxa werd de Cockgroft-Gaultmethode gebruikt om de nierfunctie (CrCL in ml/min) te berekenen. De
formule is als volgt: Voor creatinine in
µmol/l: 1,23 x (140 ­ leeftijd [in jaren]) x gewicht [in kg] (x 0,85 indien vrouw) serumcreatinine [µmol/l] Voor creatinine in mg/dl: (140 ­ leeftijd [in jaren]) x gewicht [in kg] (x 0,85
indien vrouw) 72 x serumcreatinine [mg/dl] Voor aanvang van en tijdens behandeling met Pradaxa wordt deze methode aanbevolen voor het beoordelen van de CrCL van patiënten. Speciale populaties Verminderde
nierfunctie (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Het behandelen met Pradaxa van patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (CrCL < 30 ml/min) is gecontra-indiceerd (zie rubriek "Contra-indicaties"). Er is geen
dosisaanpassing nodig bij patiënten met een licht verminderde (CrCL 50 - 80 ml/min) nierfunctie. Voor patiënten met een matig verminderde nierfunctie (CrCL 30-50 ml/min) is de aanbevolen dosis Pradaxa ook 300 mg
ingenomen als één capsule van 150 mg tweemaal per dag. Voor patiënten met een hoog bloedingsrisico dient echter een verlaging van de dosis naar 220 mg Pradaxa ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal
per dag te worden overwogen. Nauwgezet medisch toezicht wordt aanbevolen bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Gelijktijdig gebruik van Pradaxa met lichte tot matig sterke P-glycoproteïneremmers, zoals
amiodaron, kinidine of verapamil (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Een dosisaanpassing voor gelijktijdig gebruik van amiodaron en kinidine is niet nodig. Bij patiënten die gelijktijdig dabigatran etexilaat en verapamil
gebruiken, dient de dosis verlaagd te worden tot 220 mg Pradaxa, ingenomen als tweemaal per dag één capsule van 110 mg. In deze situatie dienen Pradaxa en verapamil op hetzelfde tijdstip ingenomen te worden.
Gewicht (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) De beschikbare klinische en kinetische gegevens geven geen aanleiding tot aanpassing van de dosering, maar nauwgezet medisch toezicht wordt aangeraden bij patiënten
met een lichaamsgewicht < 50 kg. Geslacht (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) De beschikbare klinische en kinetische gegevens geven geen aanleiding tot aanpassing van de dosering. Verminderde leverfunctie
(preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Patiënten met verhoogde leverenzymen > 2 maal de bovengrens van normaal (upper limit of normal (ULN)), waren uitgesloten van klinisch onderzoek, waarbij de preventie van CVA
en systemische embolie bij atriumfi brilleren werd onderzocht. Er is geen ervaring met de behandeling bij deze subpopulatie patiënten en daarom wordt het gebruik van Pradaxa bij deze populatie niet aanbevolen. Een
verminderde leverfunctie of een leveraandoening die naar verwachting invloed heeft op de overleving is een contra-indicatie (zie rubriek Contra-indicaties). Omzetting van de behandeling (preventie van CVA bij
atriumfi brilleren) Omzetten van Pradaxa op parenterale anticoagulantia Het wordt aanbevolen 12 uur te wachten na de laatste dosis voordat wordt overgestapt van dabigatran etexilaat op een parenteraal anticoagulans.
Omzetten van parenterale anticoagulantia op Pradaxa Dabigatran etexilaat dient gegeven te worden 0 tot 2 uur voordat de eerstvolgende dosis van de andere behandeling gepland was, of op het moment van staken in
geval van continue behandeling (bv. intraveneuze ongefractioneerde heparine (UFH)). Omzetten van Pradaxa-behandeling op vitamine K-antagonisten (VKA) Pas het moment waarop met de VKA wordt begonnen als volgt
aan op basis van CrCL: CrCL 50 ml/min, begin 3 dagen vóór stopzetting van dabigatran etexilaat met VKA CrCL 30-< 50 ml/min, begin 2 dagen vóór stopzetting van dabigatran etexilaat met VKA Omdat Pradaxa kan
bijdragen aan een verhoogde INR-waarde, dienen INR-testen niet eerder dan 2 dagen na het stoppen van de behandeling met Pradaxa te worden uitgevoerd. Omzetten van Vitamine K-antagonisten (VKA) op Pradaxa De
behandeling met VKA dient gestopt te worden. Zodra de Internationale geNormaliseerde Ratio (INR) < 2,0 is kan dabigatran etexilaat gegeven worden. Cardioversie (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Patiënten kunnen
dabigatran etexilaat blijven gebruiken terwijl cardioversie plaatsvindt. Pediatrische patiënten (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Er is geen relevante toepassing van Pradaxa bij pediatrische patiënten voor de indicatie
preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met non-valvulair atriumfi brilleren. Gemiste dosis (preventie van CVA bij atriumfi brilleren) Een vergeten dosis dabigatran etexilaat kan nog genomen worden tot 6
uur voor de volgende geplande dosis. Vanaf 6 uur voor de volgende geplande dosis dient de gemiste dosis overgeslagen te worden. Er dient geen dubbele dosis genomen te worden om een vergeten dosis in te halen.
Wijze van toediening(preventie van CVA bij atriumfi brilleren) PRADAXA capsules moeten in hun geheel worden ingenomen met water, met of zonder voedsel. Patiënten dienen te worden geïnstrueerd de capsule niet te
openen omdat dit het risico op bloedingen kan verhogen.
CONTRA-INDICATIES -Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 ("Lijst van hulpstoffen") van de SPK vermelde
hulpstoffen -Patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (CrCL < 30 ml/min) (zie rubriek "Dosering en wijze van toediening") -Actieve, klinisch signifi cante bloedingen -Laesie of aandoening die als een signifi cante
risicofactor voor majeure bloedingen wordt beschouwd. Hiertoe kunnen behoren: bestaande of recente gastro-intestinale ulceratie, aanwezigheid van maligne neoplasmata met een hoog risico op bloedingen, recent
letsel aan hersenen of ruggenmerg, recente operatie van hersenen, ruggenmerg of ogen, recente intracraniële bloeding, bekende of vermoede oesofagusvarices, arterioveneuze malformaties, vasculaire aneurysma's of
ernstige intraspinale of intracerebrale vaatafwijkingen -Gelijktijdige behandeling met andere anticoagulantia zoals bv. ongefractioneerde heparine (UFH), laag moleculair gewicht heparines (enoxaparine, dalteparine enz.),
heparine derivaten (fondaparinux enz.), orale anticoagulantia (warfarine, rivaroxaban, apixaban enz.), behalve tijdens de omzetting van de behandeling naar of van Pradaxa (zie rubriek "Dosering en wijze van toediening")
of wanneer UFH wordt gegeven in een dosis om een centraal veneuze of een arteriële katheter doorgankelijk te houden -Verminderde werking van de lever of leveraandoening die naar verwachting invloed heeft op de
overleving -Gelijktijdige behandeling met systemisch ketoconazol, ciclosporine, itraconazol, tacrolimus en dronedarone -Patiënten met een kunsthartklep bij wie antistollingsbehandeling vereist is.
BIJWERKINGEN
Samenvatting van het veiligheidsprofi el In de kernstudie, waarbij onderzoek werd verricht naar de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met atriumfi brilleren, werden in totaal 12.042 patiënten met
dabigatran etexilaat behandeld. Van deze patiënten werden er 6.059 behandeld met 150 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag en 5.983 met 110 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag. In totaal ondervond
ongeveer 22% van de patiënten met atriumfi brilleren behandeld voor de preventie van CVA en systemische embolie (lange-termijnbehandeling gedurende maximaal 3 jaar) bijwerkingen. De meest gemelde bijwerkingen
zijn bloedingen. Deze kwamen in totaal voor bij ongeveer 16,5% van de patiënten met atriumfi brilleren, die behandeld werden voor de preventie van CVA en systemische embolie. Er kunnen majeure of ernstige bloedingen
optreden, hoewel deze in klinisch onderzoek met lage frequentie zijn gerapporteerd. Deze bloedingen kunnen, ongeacht waar ze in het lichaam optreden, leiden tot invaliditeit, levensbedreigend zijn of zelfs een dodelijke
afl oop hebben. Lijst van bijwerkingen in tabelvorm In volgende tabel worden bijwerkingen, die zijn vastgesteld bij onderzoek naar de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met atriumfi brilleren,
geclassifi ceerd naar systeemorgaanklasse (SOC) en gerangschikt volgens de volgende frequentie-indeling weergegeven: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, <1/10); soms ( 1/1.000, <1/100); zelden ( 1/10.000,
<1/1.000); zeer zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). SOC / Voorkeursterm. Bloed- en lymfestelselaandoeningen Anemie Vaak Verlaagd hemoglobine Soms
Trombocytopenie Soms Verlaagde hematocriet Zelden Immuunsysteemaandoeningen Overgevoeligheid voor het geneesmiddel Soms Uitslag Soms Pruritus Soms Anafylactische reactie Zelden Angio-oedeem Zelden
Urticaria Zelden Bronchospasme Niet bekend Zenuwstelselaandoeningen Intracraniële bloeding Soms Bloedvataandoeningen Hematomen Soms Bloedingen Soms Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen Epistaxis Vaak Hemoptoë Soms Maagdarmstelselaandoeningen Gastro-intestinale bloeding Vaak Buikpijn Vaak Diarree Vaak Dyspepsie Vaak Misselijkheid Vaak Rectale bloeding Soms
Hemorroïdale bloeding Soms Gastro-intestinale zweer Soms Gastro-oesofagitis Soms Gastro-oesofageale refl uxziekte Soms Braken Soms Dysfagie Soms Lever- en galaandoeningen Abnormale leverfunctie / abnormale
leverfunctietest Soms Toegenomen alanine-aminotransferase Soms Toegenomen aspartaat-aminotransferase Soms Verhoogde leverenzymen Zelden Hyperbilirubinemie Zelden Huid- en onderhuidaandoeningen
Huidbloeding Vaak Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Hemartrose Zelden Nier- en urinewegaandoeningen Urogenitale bloeding, met inbegrip van hematurie Vaak Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen Bloeding op de plaats van de injectie Zelden Bloeding op de plaats van de katheter Zelden Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties Traumatische bloeding Zelden Bloeding op de
plaats van de incisie Zelden Bloedingen Ondertsaande tabel toont voorvallen van bloeding opgedeeld in majeure en andere bloedingen in de kernstudie naar de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten
met atriumfi brilleren. Dabigatran etexilaat 110 mg tweemaal per dag Dabigatran etexilaat 150 mg tweemaal per dag Warfarine Gerandomiseerde patiënten 6.015 6.076 6.022 Majeure bloeding 342 (2,87%) 399 (3,32%)
421 (3,57%) Intracraniële bloeding 27 (0,23%) 38 (0,32%) 90 (0,76%) Gastro-intestinale bloeding 134 (1,14%) 186 (1,57%) 125 (1,07%) Fatale bloeding 23 (0,19%) 28 (0,23%) 39 (0,33%) Mineure bloeding 1.566
(13,16%) 1.787 (14,85%) 1.931 (16,37%) Alle bloedingen 1.754 (14,74%) 1.993 (16,56%) 2.166 (18,37%) Bloedingen werden gedefi nieerd als majeur wanneer zij voldeden aan één of meer van de volgende criteria:
-Bloeding gerelateerd aan een afname in hemoglobine van ten minste 20 g/l of leidend tot een transfusie van ten minste 2 eenheden bloed of packed cells. -Symptomatische bloeding in een kritische zone of orgaan:
intra-oculaire, intracraniële, intraspinale of intramusculaire bloeding met compartimentsyndroom, retroperitoneale bloeding, bloeding in de gewrichten of pericardiale bloeding. Majeure bloedingen werden geclassifi ceerd
als levensbedreigend indien zij voldeden aan één of meer van de volgende criteria: Fatale bloeding; Symptomatische intracraniële bloeding; Afname in hemoglobine van ten minste 50 g/l; Transfusie van ten minste 4
eenheden bloed of packed cells; Een bloeding gepaard gaand met hypotensie die het gebruik van intraveneuze inotrope geneesmiddelen vereist; Een bloeding die chirurgisch ingrijpen noodzakelijk maakte. Gerandomiseerde
patiënten die behandeld werden met 110 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag of 150 mg tweemaal per dag, liepen een signifi cant lager risico op levensbedreigende bloedingen en intracraniële bloedingen in
vergelijking met patiënten die behandeld werden met warfarine [p <0,05]. Beide doseringen dabigatran etexilaat gaven ook een statistisch signifi cant lagere totale incidentie van bloedingen. Gerandomiseerde patiënten
die behandeld werden met 110 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag, liepen een signifi cant lager risico op majeure bloedingen vergeleken met patiënten die behandeld werden met warfarine (hazard ratio 0,80 [p
= 0,0026]). Gerandomiseerde patiënten die behandeld werden met 150 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag, liepen een signifi cant hoger risico op majeure gastro-intestinale bloedingen vergeleken met patiënten
die behandeld werden met warfarine (hazard ratio 1,47 [p = 0,0008]). Dit effect werd voornamelijk waargenomen bij patiënten 75 jaar. Het klinische voordeel van dabigatran in vergelijking met warfarine ten aanzien
van de preventie van CVA en systemische embolie en de afname van het risico op intracraniële bloedingen wordt behouden over verschillende subgroepen, bv. nierfunctiestoornis, leeftijd, gelijktijdig gebruik van andere
geneesmiddelen, zoals antistollingsmiddelen of P-glycoproteïneremmers. Hoewel bepaalde subgroepen van patiënten een verhoogd risico hebben op majeure bloedingen wanneer ze behandeld worden met een
antistollingsmiddel, is het overmatige risico op bloedingen bij dabigatran te wijten aan gastro-intestinale bloedingen, die meestal zijn waargenomen in de eerste 3-6 maanden na aanvang van de behandeling met
dabigatran etexilaat. Myocardinfarct Bij het RE-LY-onderzoek, steeg, in vergelijking met warfarine, de jaarlijkse incidentie van een myocardinfarct voor dabigatran etexilaat van 0,64% (warfarine) naar 0,82% (dabigatran
etexilaat 110 mg tweemaal per dag) / 0,81% (dabigatran etexilaat 150 mg tweemaal per dag).
AFLEVERINGSWIJZE Geneesmiddel op medisch voorschrift HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN Boehringer Ingelheim International GmbH Binger Str. 173 D-55216 Ingelheim am Rhein Duitsland NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EU/1/08/442/005 PRADAXA 110 mg
10x1 capsule EU/1/08/442/007 PRADAXA 110 mg 60x1 capsule EU/1/08/442/014 PRADAXA 110 mg 3 x (60x1) capsule EU/1/08/442/011 PRADAXA 150 mg 60x1 capsule EU/1/08/442/012 PRADAXA 150 mg 3 x (60x1)
capsule
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 07/2013 LOKALE VERTEGENWOORDIGER Boehringer Ingelheim Arianelaan 16 1200 Brussel Verantwoordelijke uitgever: E. Daacke, Arianelaan 16, 1200 Brussel
Op de bovenste capsulehelft staat het logo van Boehringer Ingelheim afgebeeld, op de onderste capsulehelft staat "R150 of R110".
Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en
systemische embolie bij volwassen patiënten met non-valvulair atriumfi brilleren, met één of meer van de volgende risicofactoren: -CVA, TIA of systemische embolie in de anamnese -Linkerventrikel ejectiefractie < 40%
systemische embolie bij volwassen patiënten met non-valvulair atriumfi brilleren, met één of meer van de volgende risicofactoren: -CVA, TIA of systemische embolie in de anamnese -Linkerventrikel ejectiefractie < 40%
-Symptomatische hartfalen, New York Heart Association (NYHA) klasse 2 -75 jaar en ouder -65 jaar en ouder in combinatie met diabetes mellitus, coronair vaatlijden of hypertensie
systemische embolie bij volwassen patiënten met non-valvulair atriumfi brilleren, met één of meer van de volgende risicofactoren: -CVA, TIA of systemische embolie in de anamnese -Linkerventrikel ejectiefractie < 40%
Harde capsule. Capsules met lichtblauwe, ondoorzichtige bovenste capsulehelft en roomkleurige, ondoorzichtige onderste capsulehelft, maat 0 of 1, gevuld met gelige pellets.
THERAPEUTISCHE INDICATIES Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en
THERAPEUTISCHE INDICATIES Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en
BI-Pradaxa PUB 250x317 (SH 6226) NL.indd 2
19/11/13 15:13
D
at is de conclusie van een Ameri-
kaanse studie die in Atlanta werd
voorgesteld tijdens de Obesity
Week 2013. Ze herinnert ons eraan dat de
bijwerkingen van breedspectrumantibio-
tica niet beperkt blijven tot wat maagpro-
blemen, misselijkheid, braken of snel ver-
geten diarree. Breedspectrumantibiotica
houden ook een risico op gewichtstoe-
name in. Deze factor is uiteraard niet
doorslaggevend voor obesitas, maar heeft
een belangrijk voordeel: hij is gemakkelijk
te wijzigen en net daarom is deze ontdek-
king zo belangrijk.
Darmflora: de nieuwe piste
voor obesitas
Talrijke factoren geven aanleiding tot
zwaarlijvigheid: genetische, omgevings- en
gedragsfactoren. Maar er is er één recen-
tere die de aandacht van de onderzoekers
trok: het effect van (veranderingen aan) de
darmflora op obesitas. Antibiotica - zeker
als ze frequent worden toegediend en een
breed spectrum hebben - hebben een sterk
verstorend effect, zeker bij baby's en jonge
kinderen. Bij deze groep zijn de darmflora
nog niet volledig ontwikkeld en gestabili-
seerd, wat ze dus heel gevoelig maakt voor
de effecten van deze geneesmiddelen.
Antibiotica voor de leeftijd
van 6 maanden: verhoogd
risico op zwaarlijvigheid
Een eerste aanwijzing voor deze wissel-
werking kregen we in januari 2013, met de
publicatie van een Engelse studie (1) naar
de impact van de toediening van antibio-
tica op de BMI in 3 verschillende periodes:
voor de leeftijd van 6 maanden, tussen 6
en 14 maanden, en tussen 15 en 24 maan-
den. In deze studie werden de gegevens
van 11.532 baby's geanalyseerd. De con-
clusie: de frequente toediening van anti-
biotica voor de leeftijd van 6 maanden
verhoogt het risico op zwaarlijvigheid
vanaf de leeftijd van 3 jaar, wat niet het
geval is als de antibiotica worden toege-
diend tussen 6 en 24 maanden. Interes-
sant is dat de onderzoekers geen rekening
hielden met het activiteitsspectrum van
de antibiotica, en dat de studie werd uit-
gevoerd bij kinderen geboren in 1991/92.
Sindsdien is er heel wat ophef ontstaan
over de overconsumptie van antibiotica
en veranderingen in het voedingspatroon
van kinderen.
Breedspectrum, risicospectrum
Om hierover meer duidelijkheid te schep-
pen, volgden Amerikaanse onderzoekers
65.400 baby's geboren tussen 2004 en
2013 die werden blootgesteld aan fre-
quente antibioticakuren (al dan niet met
een breed spectrum). De baby's waren
tussen 0 en 2 jaar. De onderzoekers wil-
den de impact daarvan op de BMI op 2-
tot 4-jarige leeftijd evalueren (2). De re-
sultaten brachten een significante stijging
(met 20%) aan het licht van het risico op
overgewicht of obesitas bij kinderen van
2 tot 4 jaar die werden blootgesteld aan
herhaalde kuren met breedspectrumanti-
biotica tussen 0 en 2 jaar. De resultaten
met betrekking tot antibiotica met een
beperkt spectrum waren niet significant.
In de studie kon men niet bepalen of dit
risico meer specifiek verband houdt met
een welbepaald breedspectrumantibioti-
cum. Wel werd aangetoond dat het risico
toeneemt naarmate het kind meer anti-
bioticabehandelingen krijgt. Praktisch be-
vestigen deze resultaten dat antibiotica
niet zomaar automatisch mogen worden
toegediend. Als we dat in het achterhoofd
houden, kunnen we een wijzigbare factor
voor obesitas vermijden. Toch interessant
in een periode waarin veel, vooral erg jon-
ge kinderen last hebben van zwaarlijvig-
heid. Als het toch niet anders kan, krijgen
artsen het advies om de evolutie van de
gewichtscurves aandachtig op te volgen.
Zo kunnen ze tijdig de nodige maatrege-
len treffen.
Jean-Luc Schouveller
Referenties
1. Trasande L, et al. Int J Obes 2013;37(1):16-23.
2. Bailey Ch, et al. Poster T330 Obesity Week 2013,
Atlanta, 14/11/2013.
JS0982N
Aandachtig te lezen voordat u een breedspectrum-
antibioticum voor een baby voorschrijft
De te frequente toediening van breedspectrumantibiotica aan
baby's (< 6 maanden) verhoogt aanzienlijk het risico op obe-
sitas of overgewicht in de 2 of 3 jaar daarna, met gemiddeld
ongeveer 20%.
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS
D
eze test is een belangrijke stap in de
behandeling van zwangerschapsver-
giftiging. Met de test zouden we in
staat moeten zijn om het aantal nutteloos
vroege bevallingen te verlagen door ons al-
leen te richten op vrouwen die een verhoogd
en reëel risico lopen op pre-eclampsie.
PIGF, een gevoelige marker
voor pre-eclampsie
Placentaire groeifactor (PIGF) is een angio-
gene stof van de familie van de VEGF's, waar-
van de bloedconcentraties stijgen vanaf het
begin van de zwangerschap en die een piek
bereikt tussen de 26
e
en 30
e
zwangerschaps-
week. Daarna daalt de PIGF-concentratie.
Eerdere studies hebben aangetoond dat een
bloedwaarde lager dan 100pg/ml een sterke
indicator is voor zwangerschapsvergiftiging.
Zeer lage concentraties (< 12pg/ml) wijzen
op ernstige pre-eclampsie. Op basis van die
bevindingen is de screeningtest ontwikkeld.
Om de test te valideren, rekruteerden En-
gelse onderzoekers 625 zwangere vrouwen
met lichamelijke en biologische tekens van
zwangerschapsvergiftiging (hoofdpijn, visus-
stoornissen, hoge bloeddruk, vermoedelijke
proteïnurie): 55% van de vrouwen vertoon-
de daadwerkelijk pre-eclampsie en moest
onmiddellijk bevallen om de gezondheid van
moeder en kind veilig te stellen.
Testen voor 34 weken
Bij vrouwen die minder dan 34 weken
zwanger zijn, bedroeg de kans 96% dat
een PIGF-waarde < 100pg/ml predictief
was voor pre-eclampsie waarvoor de be-
valling binnen de twee weken op gang
moest worden gebracht. De negatieve
predictieve waarde was 98%.
Voor verder gevorderde zwangerschappen
bleken de resultaten minder betrouwbaar.
Als de test werd uitgevoerd op 35 of 36
weken, bedroeg de sensitiviteit van de test
nog maar 70% en de negatieve predictieve
waarde 69%. Een test uitgevoerd na de 36
e
week had een sensitiviteit van 57% en een
negatieve predictieve waarde van 70%.
Conclusie: de specificiteit van de test is het
grootst voor 34 weken zwangerschap.
De screening vereenvoudigen
Dezelfde studie bracht een equivalentie
aan het licht tussen een PIGF-bloedcon-
centratie < 100pg/ml en een waarde la-
ger dan het 5
e
percentiel voor de zwan-
gerschapsleeftijd als predictieve factor
voor zwangerschapsvergiftiging. Praktisch
gevolg: iedere vrouw met een waarde <
100pg/ml moet nauwlettend worden op-
gevolgd en indien nodig binnen de drie
weken bevallen. Als de PIGF-waarde hoger
is dan deze spilwaarde, loopt de vrouw
geen risico. Tot slot toonden de onderzoe-
kers aan dat een PIGF-waarde < 12pg/ml
wijst op zeer ernstige zwangerschapsver-
giftiging met een bevalling binnen de 8-9
dagen.
Jean-Luc Schouveller
Referentie
1. Chappell LC, et al. Circulation 2013; DOI:
10.1161/CIRCULATIONAHA.113.003215. Raad-
pleeg de site http://circ.ahajournals.org
JS0984N
Een beslissende stap op weg naar de
opsporing van pre-eclampsie
Een meting van de concentratie placentaire groeifactor (PIGF)
voor de 34
e
zwangerschapsweek maakt het mogelijk om met
een sensitiviteit van 96% en een negatieve predictieve waarde
van 98% vrouwen te identificeren die een verhoogd risico lo-
pen op pre-eclampsie en binnen de twee weken zullen moeten
bevallen (1). Dat blijkt uit een studie door Engelse onderzoekers
van het Londense King's College. Onlangs hebben ze de resulta-
ten online gepubliceerd in het tijdschrift Circulation.
De resultaten brachten een significante stijging
(met 20%) aan het licht van het risico op
overgewicht of obesitas bij kinderen van 2 tot 4 jaar
die werden blootgesteld aan herhaalde kuren met
breedspectrumantibiotica tussen 0 en 2 jaar.