background image
De Specialist
13-20
11 december 2013
www.despecialist.eu
14
I
Naam: Aclasta 5mg oplossing voor infusie Samenstelling en vorm: Elke fles met 100 ml oplossing bevat 5mg zoledroninezuur (als monohydraat). Elke ml van de oplossing bevat 0,05mg
watervrij zoledroninezuur (als monohydraat). Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie volledige bijsluiter. Oplossing voor infusie, heldere en kleurloze oplossing. Indicaties: Behandeling
van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen en bij volwassen mannen met een verhoogd risico op fracturen, inclusief degenen met een recente, laagenergetische heupfractuur. Behandeling
van osteoporose geassocieerd met langdurige systemische glucocorticosteroïde therapie bij postmenopauzale vrouwen en bij volwassen mannen met een verhoogd risico op fracturen.
Behandeling van de botziekte van Paget bij volwassenen. Dosering: Osteoporose. Voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose, osteoporose bij mannen en de behandeling van
osteoporose geassocieerd met langdurige systemische glucocorticosteroïde therapie, bedraagt de aanbevolen dosis één intraveneuze infusie van 5mg Aclasta, eenmaal per jaar toegediend.
De optimale duur van de behandeling van osteoporose met een bisfosfonaat is niet vastgesteld. De noodzaak van voortgezette behandeling moet periodiek heroverwogen worden op basis
van de voordelen en potentiële risico's van Aclasta voor de individuele patiënt, met name na 5 jaar gebruik of langer. Bij patiënten met een recente, laagenergetische heupfractuur wordt
aanbevolen de Aclasta-infusie twee of meer weken na de operatie van de heupfractuur te geven (zie volledige bijsluiter). Voor de behandeling van de ziekte van Paget, dient Aclasta uitsluitend
te worden voorgeschreven door artsen met ervaring in de behandeling van de botziekte van Paget. De aanbevolen dosis bedraagt één intraveneuze infusie van 5mg Aclasta. Ziekte van Paget.
Herbehandeling van de ziekte van Paget: Na initiële behandeling van de ziekte van Paget met Aclasta wordt een verlengde periode van remissie waargenomen bij patiënten die een respons
vertonen. Herbehandeling bestaat uit een aanvullende intraveneuze infusie van 5mg Aclasta na een interval van één jaar of langer na de initiële behandeling bij patiënten met een relaps.
Beperkte gegevens aangaande de herbehandeling van de ziekte van Paget zijn beschikbaar (zie volledige bijsluiter). Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór de toediening van
Aclasta. Dit is vooral belangrijk voor ouderen en voor patiënten die een diuretische behandeling krijgen. Het wordt aanbevolen toereikend calcium en vitamine D in te nemen in combinatie
met Aclasta toediening. Bovendien wordt het voor patiënten met de ziekte van Paget sterk aanbevolen dat een toereikend calciumsupplement, overeenkomend met minstens tweemaal per
dag 500mg elementaire calcium, gedurende minstens de eerste 10 dagen na de toediening van Aclasta gegarandeerd is (zie volledige bijsluiter). Bij patiënten met een recente, laagenergetische
heupfractuur, wordt vóór de eerste Aclasta-infusie een oplaaddosis van 50.000 tot 125.000 IE vitamine D, oraal of intramusculair, aanbevolen. Speciale populaties. Patiënten met
nierinsufficiëntie: Aclasta is gecontra-indiceerd bij patiënten met een creatinineklaring < 35 ml/min (zie volledige bijsluiter). Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk bij patiënten met een
creatinineklaring 35 ml/min. Patiënten met leverinsufficiëntie: Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk (zie volledige bijsluiter). Oudere mensen ( 65 jaar): Er is geen dosisaanpassing
noodzakelijk aangezien de biologische beschikbaarheid, distributie en eliminatie gelijk waren bij oudere en jongere patiënten. Pediatrische patiënten: De veiligheid en werkzaamheid van
Aclasta bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Wijze van toediening.Intraveneus gebruik. Aclasta (5mg in 100 ml oplossing
klaar-voor-infusie) wordt toegediend via een infusielijn met beluchting en met een constante infusiesnelheid. De infusietijd mag niet minder dan 15 minuten zijn. Contra-indicaties:
Overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor één van de bisfosfonaten of voor één van de hulpstoffen. Patiënten met hypocalciëmie (zie volledige bijsluiter). Ernstige nierinsufficiëntie met
een creatinineklaring < 35 ml/min (zie volledige bijsluiter). Zwangerschap en borstvoeding (zie volledige bijsluiter). Bijwerkingen: Samenvatting van het veiligheidsprofiel. Het totaal
percentage van patiënten dat bijwerkingen ondervond was 44,7%; 16,7% en 10,2% na respectievelijk de eerste, tweede of derde infusie. De incidentie van individuele bijwerkingen
optredend na de eerste infusie was: koorts (17,1%), myalgie (7,8%), griepachtige symptomen (6,7%), artralgie (4,8%) en hoofdpijn (5,1%). De incidentie van deze bijwerkingen nam
aanmerkelijk af bij volgende jaarlijkse Aclasta doses. De meeste van deze bijwerkingen treden op binnen de eerste drie dagen na toediening van Aclasta. De meerderheid van deze
bijwerkingen was mild tot matig van aard en verdwenen binnen drie dagen na aanvang van optreden. Het percentage van patiënten dat bijwerkingen ondervond was lager in een kleinere
studie (19,5%; 10,4%; 10,7% respectievelijk na de eerste, tweede en derde infusie), waarin de profylaxe tegen bijwerkingen gebruikt werd. In de HORIZON ­ Pivotal Fracture Trial [PFT]
(zie rubriek 5.1) was de totale incidentie van boezemfibrilleren 2,5% (96 op 3.862) en 1,9% (75 op 3.852) bij patiënten op respectievelijk Aclasta en placebo. Het percentage boezemfibrilleren
gemeld als ernstige bijwerking was verhoogd bij patiënten op Aclasta (1,3%) (51 van 3.862) in vergelijking met patiënten op placebo (0,6%) (22 van 3.852). Het mechanisme achter de
verhoogde incidentie van boezemfibrilleren is niet bekend. In de osteoporosestudies (PFT, HORIZON ­ Recurrent Fracture Trial [RFT]) was de gepoolde incidentie van boezemfibrilleren
vergelijkbaar voor Aclasta (2,6%) en placebo (2,1%). De gepoolde incidentie van boezemfibrilleren gemeld als ernstige bijwerking was 1,3% voor Aclasta en 0,8% voor placebo. De
bijwerkingen in Tabel 1 zijn gerangschikt volgens de MedDRA systeem orgaan klasse en naar frequentiegroep. De frequentiegroepen zijn gedefinieerd volgens de volgende conventie: zeer
vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1.000, < 1/100); zelden ( 1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. Infecties en parasitaire aandoeningen: Soms: Influenza, nasofaryngitis Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
: Soms: Anemie Immuunsysteemaandoeningen: Niet bekend**: Overgevoeligheidsreacties waaronder zeldzame gevallen van bronchoconstrictie, urticaria
en angio-oedeem en zeer zeldzame gevallen van anafylactische reactie/shock Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Vaak: Hypocalciëmie*; Soms: Anorexia, verminderde eetlust
Psychische stoornissen: Soms: Insomnia Zenuwstelselaandoeningen: Vaak: Hoofdpijn, duizeligheid; Soms: Lethargie, paresthesie, slaperigheid, tremor, syncope, dysgeusia
Oogaandoeningen: Vaak: Oculaire hyperaemia; Soms: Conjunctivitis, oogpijn; Zelden: Uveïtis, episcleritis, iritis; Niet bekend**: Scleritis en orbitale ontsteking Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
: Soms: Vertigo Hartaandoeningen: Vaak: Atriumfibrilleren; Soms: Palpitaties Bloedvataandoeningen: Soms: Hypertensie, flushes; Niet bekend**: Hypotensie (sommige
patiënten hadden onderliggende risicofactoren) Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Soms: Hoesten, dyspneu Maagdarmstelselaandoeningen: Vaak:
Misselijkheid, braken, diarree; Soms: Dyspepsie, hoge buikpijn, buikpijn, gastro-oesofageale reflux ziekte, obstipatie, droge mond, oesofagitis, tandpijn, gastritis# Huid- en
onderhuidaandoeningen
: Soms: Rash, hyperhidrose, pruritus, erytheem Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Vaak: Myalgie, artralgie, botpijn, rugpijn, pijn in
extremiteiten; Soms: Nekpijn, stijfheid van skeletspieren, zwelling van gewrichten, spierspasmen, schouderpijn, musculoskeletale pijn op de borst, pijn van skeletspieren, stijve gewrichten,
arthritis, spierzwakte; Niet bekend**: Osteonecrose van het kaakbeen (zie volledige bijsluiter) Nier- en urinewegaandoeningen: Soms: Verhoogd serumcreatinine, pollakisurie, proteinuria;
Niet bekend**: Nierinsufficiëntie. Zeldzame gevallen van nierfalen waarvoor dialyse nodig is en zeldzame gevallen met dodelijke afloop werden gerapporteerd bij patiënten met een reeds
bestaande nierfunctiestoornis of andere risicofactoren zoals gevorderde leeftijd, gelijktijdige nefrotoxische geneesmiddelen, gelijktijdige diuretische behandeling of dehydratie tijdens de post-
infusieperiode (zie volledige bijsluiter) Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Zeer vaak: Koorts; Vaak: Griepachtige symptomen, rillingen, vermoeidheid, asthenie,
pijn, malaise, reactie op plaats van injectie; Soms: Perifeer oedeem, dorst, acute fase reactie, niet-cardiale pijn op de borst; Zelden: Atypische subtrochantere en femurschachtfracturen
(bijwerking van bisfosfonaatklasse); Niet bekend**: Dehydratie als gevolg van post-dosis symptomen zoals koorts, braken en diarree Onderzoeken: Vaak: Verhoogd C-reactief eiwit; Soms:
Verlaagd calcium in bloed (# Gezien bij patiënten die gelijktijdig glucocorticosteroïden gebruiken. * Vaak bij de ziekte van Paget. ** Gebaseerd op post-marketing gegevens. Op basis van
beschikbare gegevens kan de frequentie niet bepaald worden. Waargenomen bij postmarketing ervaringen. Klasse-effecten: Nierinsufficiëntie: Zoledroninezuur werd in verband gebracht
met nierinsufficiëntie, die zich uit als verslechtering van de nierfunctie (nl. verhoogd serumcreatinine) en in zeldzame gevallen als acuut nierfalen. Nierinsufficiëntie werd waargenomen na de
toediening van zoledroninezuur, vooral bij patiënten met een reeds bestaande nierfunctiestoornis of bijkomende risicofactoren (bijv. gevorderde leeftijd, oncologische patiënten met
chemotherapie, gelijktijdige nefrotoxische geneesmiddelen, gelijktijdige diuretische therapie, ernstige dehydratie). De meerderheid van deze patiënten kreeg een dosis van 4mg elke 3-4
weken, maar de nierfunctiestoornis werd ook bij patiënten waargenomen na een eenmalige toediening. In klinische studies bij osteoporose, waren de verandering in creatinineklaring (jaarlijks
gemeten vóór de toediening) en de incidentie van nierfalen en ­stoornissen vergelijkbaar voor de Aclasta- en de placebogroep gedurende drie jaar. Er werd een voorbijgaande verhoging in
serumcreatinine waargenomen binnen 10 dagen bij 1,8% van de met Aclasta behandelde patiënten versus 0,8% bij de met placebo behandelde patiënten. Hypocalciëmie: In klinische studies
bij osteoporose, had ongeveer 0,2% van de patiënten aanzienlijke verlagingen in serumcalciumwaarden (minder dan 1,87 mmol/l) na toediening van Aclasta. Er werden geen symptomatische
gevallen van hypocalciëmie waargenomen. In de studies naar de ziekte van Paget werd symptomatische hypocalciëmie waargenomen bij ongeveer 1% van de patiënten, bij wie het allemaal
herstelde. Uit laboratoriumbepaling bleek dat voorbijgaande asymptomatische calciumwaarden onder het normale referentie interval (minder dan 2,10 mmol/l) optraden bij 2,3% van de met
Aclasta behandelde patiënten in een grote klinische studie, in vergelijking met 21% van de met Aclasta behandelde patiënten in de studies betreffende de ziekte van Paget. De frequentie van
hypocalciëmie was veel lager na opeenvolgende infusies. Alle patiënten kregen toereikende vitamine D- en calciumsuppletie, in de postmenopauzale osteoporose studie, in de studie naar de
preventie van klinische fracturen na een heupfractuur en in de studies naar de ziekte van Paget (zie ook rubriek 4.2). In de studie naar de preventie van klinische fracturen volgend op een
recente heupfractuur, werden de vitamine D spiegels niet routinematig gemeten maar de meerderheid van de patiënten kreeg een oplaaddosis vitamine D vóór de Aclasta toediening (zie
volledige bijsluiter).Lokale reactie: In een grote klinische studie werden lokale reacties, zoals roodheid, zwelling en/of pijn waargenomen (0,7%) na toediening van zoledroninezuur.
Osteonecrose van het kaakbeen: Gevallen van osteonecrose (hoofdzakelijk van het kaakbeen) werden soms gemeld, voornamelijk bij patiënten met kanker behandeld met bisfosfonaten,
waaronder zoledroninezuur. Vele van deze patiënten vertoonden tekenen van lokale infectie, waaronder osteomyelitis, en het merendeel van deze gevallen heeft betrekking op patiënten met
kanker na een tandextractie of andere tandheelkundige operaties. Osteonecrose van het kaakbeen heeft verschillende goed gedocumenteerde risicofactoren, waaronder een diagnose van
kanker, gelijktijdige behandelingen (bijv. chemotherapie, radiotherapie, corticosteroïden) en co-morbide omstandigheden (bijv. anemie, coagulopathieën, infectie, reeds aanwezige
tandheelkundige aandoeningen). Hoewel de causaliteit niet is bepaald, is het verstandig om tandheelkundige ingrepen te vermijden aangezien daardoor het herstel kan worden vertraagd (zie
volledige bijsluiter). In een grote klinische studie met 7.736 patiënten werd osteonecrose van het kaakbeen waargenomen bij één patiënt behandeld met Aclasta en bij één patiënt die placebo
gebruikte. Beide patiënten herstelden. Melding van vermoedelijke bijwerkingen. Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze
kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Houder en nummers van de vergunning voor het in de handel brengen: Novartis Europharm Limited,
Wimblehurst Road, Horsham, West Sussex RH12 5AB, Verenigd Koninkrijk; EU/1/05/308/001-002 Datum van herziening van de tekst: 25.07.2013.
1. Aclasta SmPC Novartis Pharma. 2. Fosamax 10 & 70mg SmPC MSD. 3. Actonel 5 + 35mg SmPC Sanofi Aventis. 4. Bonviva tablets & injection SmPC
Roche. 5. Prolia SmPC Amgen. 6. Protelos SmPC Servier. 7. Black DM et al NEMJ 2007; 356:1809-1822. 8. Black DM et al JBMR 2012; 27:243-254.
De Specialist
13-19
27 novemberi 2013
www.despecialist.eu
Een
onovertroffen doeltreffendheid
met
100%
therapietrouw
gedurende het hele jaar !
PP: 367,72
1 fles 5mg/100ml
JSC053N.indd 2
3/12/13 16:31