![]() hoger risico op borstkanker (17). In de FH01-studie werd aangetoond dat het aantal gevorderde kankergezwellen bij vrouwen van 40-49 jaar met een matig hoog hereditair risico significant kon worden verlaagd door middel van een jaarlijkse mammografie (18). Bij patiënten met een ge- muteerd BrCA-gen zou een jaarlijkse MrI vanaf de leeftijd van 25 jaar in combinatie met een jaarlijkse mammografie vanaf de leeftijd van 30 jaar de beste strategie zijn, on- danks het risico op fout-positieve uitkomsten en op door röntgenstralen veroorzaakte tumoren (19). mografie bij vrouwen jonger dan 50 jaar, in de perime- nopauze en in het geval van een hoge mammografische densiteit, maar heeft als nadeel dat het aantal fout- positieve resultaten hoger ligt. De tumoren die specifiek bij digitale mammografie werden ontdekt, hadden meestal een goede prognose, wat dus het risico op overdiagnostiek verhoogde (20). te gevoeligheid van mammografie in het geval van bor- sten met hoge mammografische densiteit volledig worden gecompenseerd door echografie (21). De meeste tumoren die alleen bij echografie werden gezien, waren invasieve kankers zonder klierinvasie. Een combinatie van echogra- fie en mammografie resulteerde echter in een significante stijging van het aantal biopsies. Er werd een biopsie uitge- voerd bij 5 procent van de gescreende vrouwen en slechts 7,4 procent van de biopsies was positief (22, 23). selijk om een screeningmammografie bij vrouwen met een intermediair risico en borsten met hoge dichtheid aan te vullen met MrI in plaats van een echografie. Dat is vooral het geval bij jonge vrouwen, wegens het zeer hoge per- centage fout-positieve resultaten, de kosten en de geringe tolerantie voor het onderzoek (24). matig risico een eerste mammografie moeten gebeuren op de leeftijd van 40 jaar om de mammografische dichtheid te evalueren en om op grond daarvan de screeningstrategie uit te stippelen. Bij vrouwen met een geringe mammografische dichtheid en geen significante risicofactoren zou de screening kunnen worden uitgesteld tot de leeftijd van 50 jaar. de gegevens van het SEEr, het zou een mammografie om de twee jaar tussen de leeftijd van 40 en 49 jaar rendabel zijn bij vrouwen met een hoge mammografische dichtheid (BIrADS 3 en 4) en bij vrou- wen met familiale antecedenten bij wie een borstbiopsie werd uitgevoerd. Mammografie om de drie tot vier jaar bij vrouwen ouder dan 50 jaar met een lage mammogra- fische dichtheid (BI-rADS 1) en zonder risicofactoren, zou eveneens rendabel zijn. Als we de frequentie van mam- mografie zouden verlagen bij vrouwen met een laag risico, zouden we dus de screening van vrouwen met een hoog risico kunnen opdrijven zonder het totale kostenplaatje te verhogen. In de praktijk zou bij vrouwen met een matig risico een eerste mammografie moeten gebeuren op de leeftijd van 40 jaar om de mammografische dichtheid te evalueren en om op grond daarvan de screeningstrategie uit te stippelen. Bij vrouwen met een geringe mammografische dichtheid en geen significante risicofactoren zou de screening kunnen worden uitgesteld tot de leeftijd van 50 jaar (10, 25). sche studies die tientallen jaren geleden werden gestart, zijn misschien niet meer relevant. Misschien overschatten ze de waarde van screening, doordat de behandeling beter is geworden, of onderschatten ze de waarde doordat de beeldvormingtechnieken verbeterd zijn (26). Bij screening op maat zou ook rekening moeten worden gehouden met de etnische origine van de patiënten. Aziati- sche vrouwen hebben densere borsten en de incidentie van borstkanker is bij hen lager. Screening door mammografie zou bij hen minder efficiënt kunnen zijn (27). Afrikaanse (en Afro-Amerikaanse) vrouwen daarentegen hebben va- ker een agressievere, drievoudig negatieve borstkanker, die optreedt op jongere leeftijd. Bij hen zou de screening waarschijnlijk intensiever moeten zijn en op een jongere leeftijd moeten worden gestart (28). tot slot is meting van de mammografische dichtheid nog niet gestandaardiseerd en kunnen de resultaten vrij sterk verschillen naargelang van de gebruikte techniek en de observator (29). De den- siteit kan nog niet automatisch worden gemeten, maar er zijn meerdere studies lopende. strategie kunnen zijn om het effect van screening op de sterfte door borstkanker te verhogen zonder het aantal hinderlijke neveneffecten bij de overgrote meerderheid van de vrouwen of de kosten voor de maatschappij te verhogen. Bij een minderheid van de vrouwen met een |