![]() een jonge vrouw. Vaak zijn deze vrouwen inderdaad te jong om reeds te kunnen deelnemen aan de georganiseer- de borstkankerscreening. Bij vrouwen ( nen deelnemen, zal tNB zich frequent manifesteren als een intervalkanker (55, 56). radiologische kenmerken zijn uiteenlopend, maar vaak betreft het een welomschreven massa, zonder spiculaire uitlopers, zonder microcalcifica- ties (57-59). Zowel PEt als MrI tonen meestal pathogno- monisch maligne signalen (60). meeste tNB zijn invasieve ductale adenocarcinoma's ( feratie-indices (18, 23, 61). Microscopisch vallen lymfocyteninfiltratie (40, 41). Speciale types van tNB be- staan ook, zoals medullaire, secretoire, adenoïd cystische, lobulaire en apocriene/histiocytoïde types en tNB uitgaan- de van microglandulaire adenose. Het is belangrijk deze speciale types te onderscheiden, omdat types zoals ade- noïd cystisch en secretoir tNB geassocieerd zijn met een betere prognose. Dit zijn vaak laaggradige tNB met speci- fieke onderliggende chromosomale translocaties (62, 63). Azoulay toonde in een eigen serie aan (n = 18, mediane follow-up 6,5 jaar, één patiënt stierf ten gevolge van borst- kanker) dat adenoïd cystische view van de literatuur (n = 219), vond hij een zeer hoge (97%) borstkankerspecifieke overleving (maar informatie over adjuvante therapie was niet beschikbaar) (64). Ook klassiek medullaire tNB hebben frequent een uitstekende prognose, ondanks hun histologisch agressief beeld (hoge proliferatie, weinig gedifferentieerd). In een serie van 41 casussen had 7 procent van de patiënten een complete respons op radiotherapie (55-60Gy), terwijl chemothera- pie geen effect had op lokale ziektevrije overleving (86%), metastasevrije overleving (83%) en algemene overleving (83%) (telkens op zes jaar) (65). Ook in een andere serie van medullair tNB (n = 71) vond men een uitstekende me- tastasevrije overleving (81% op 10 jaar), terwijl slechts 11 patiënten adjuvante chemotherapie kregen (66). Ook de IBCSG-data bevestigden de goede prognose van (Er-ne- gatieve) medullaire borstkankers (89% metastasevrij op 14 jaar, 70% kreeg chemo) (67). Metaplastische borstkankers kunnen hooggradig en toch resistent zijn aan chemothe- rapie, met bijgevolg een ongunstige prognose, terwijl de laaggradige variant (bv suggereert een preferentieel hematogeen metastatisch patroon (40, 70-72, 55). Er is een voorkeur voor long- en hersenaantasting (73). piek drie jaar postoperatief. Na vijf jaar vinden nog weinig recidieven plaats (55). Dit in sterk contrast met Er-posi- tieve borstkankers, waarvan geweten is dat 50 procent of meer van de recidieven plaatsvinden na vijf jaar (74). Bij voldoende lange opvolging heeft tNB een intermediaire prognose, maar de prognose is beter dan die van hoog- gradige Er-positieve borstkanker (24, 74, 75). gereren dat tNB (en ook HEr2-positieve borstkankers) een hoger risico op locoregionaal recidief hebben, zelfs na mastectomie (76-78). Wel duidelijk is dat het risico op subsequente metastasen of sterfte ten gevolge van borst- kanker groter is na locoregionaal recidief van TNB in ver- gelijking met andere borstkankersubtypes (79). van tNB is korter dan bij andere borstkankersubtypes. bij andere borstkankersubtypes. Dit is ten dele een gevolg van de predilectie voor viscerale en longmetastasen in vergelijking met Er-positieve borstkankers, die frequenter bot- en huidmetastasen geven (75,80, 81). Ook het risico op hersenmetastasen is hoog (10-30% mede afhankelijk van of men autopsierapporten mee in rekening brengt). Opnieuw is de mediane overleving, nu na hersenmetasta- sen, korter dan bij andere borstkankersubtypes (82-84). (graad, lymefeklierstatus, tumorgrootte) in tNB? De mees- te tNB zijn hooggradig. Immunohistochemische (Ki67) en moleculaire proliferatie- lymfekliernegatieve tNB's zijn mogelijk zeer agressief (88). toch is in één rapport de werd om tot een performantere index te komen (89). bestudeerd (lymfovasculair en perivasculaire invasie, an- drogeenreceptor, e-cadherine,...), veelal in retrospectieve cohorten, en ze hebben geen bewezen nut in de dagelijkse routine (90-93). toch is er een mogelijk aanknopings- punt voor sommige pathologische variabelen (bv. voor e-cadherine en androgeenreceptoren) met de molecu- laire heterogeniteit die ook tNB kenmerkt. Voorbeelden hiervan zijn de moleculaire groep van |