![]() tNB-immuunmodulatorgroep (lymfocytaire infiltraten) (31, 94). Lymfocytaire infiltraten zijn eerder met een gun- stigere prognose geasscocieerd in tNB, terwijl recent ook een moleculaire immuunresponsmodule beschreven is, die correleert met complete pathologische remissie (pCr) na neoadjuvante chemotherapie bij Er-negatieve borstkan- kerpatiënten (22, 95, 96). goede prognose beschreven, maar de waarde van pCr is beperkt tot bepaalde borstkankersubtypes waaronder tNB, maar ook en taxanen kunnen pCr induceren bij 20 tot 45 procent van de patiënten. Dit gaat gepaard met een excellente prognose (80, 97-100). Alhoewel adjuvante therapie de gouden standaard blijft, kan neoadjuvante therapie over- wogen worden om tNB te downstagen, of om ` meten, overlevingsdata vergen jaren opvolg). Het is wel belangrijk te wijzen op het feit dat alhoewel pCr vaak als een eindpunt gebruikt wordt omdat het met een betere prognose correleert, niemand weet welke toename in pCr uiteindelijk correleert met een bijkomend overlevings- voordeel (97, 101). voor vrouwen van zwarte afkomst (18, 32). De prognos- tische rol van histologie en lymfeklierstatus kwam eerder aan bod. aanbevelingen omtrent radiotherapie. In geval van BrCA 1-dragerschap kan er wel een impact zijn op de locoregionale aanpak (met eventueel op termijn profylactische heelkunde te overwegen van borsten en ovariae). verschillend van deze bij andere borstkankersubtypes. De mogelijk inferieure locoregionale ` aanpak bij tNB, aangezien dit zowel na borstsparende als na mastectomie beschreven werd (76-78). Borstsparende sommige ct2-tumoren en mastectomie voor grotere, mul- tifocale/multicentrische tumoren en bij positieve snede- vlakken na borstsparende heelkunde. Bij grote tumoren is er vaker borstsparende heelkunde mogelijk na neoadju- vante chemotherapie vanwege de hoge pCr bij tNB (80, 98-100). Er zijn geen specifieke (uniforme) aanbevelingen omtrent radiotherapie. In geval van BrCA 1-dragerschap kan er wel een impact zijn op de locoregionale aanpak (met eventueel op termijn profylactische heelkunde te overwegen van borsten en ovariae). optie die beschikbaar is om de prognose van tNB te ver- beteren. tNB is vaak erg gevoelig voor chemotherapie, wat blijkt uit het hoge percentage pCr in neoadjuvante reeksen (80, 98-100). In adjuvante setting is er alvast geen schema dat superieur is in functie van het borstkanker- subtype (100). Schema's gebaseerd op anthracycline en taxanen zijn vandaag de standaard (102). Eerder bleken anthracyline-gebaseerde schema's superieur ten opzichte van cyclofosfamide, methotrexaat en fluoro-uracil-be- vattende schema's, ook in adjuvante studies bij tNB (103, 104). Later heeft het toevoegen van taxanen aan op an- thracyclinegebaseerde schema's geresulteerd in verbeter- de ziektevrije en algemene overleving, onafhankelijk van de Er-expressie (105,106). opportuniteit. Platinumzouten (bv cisplatinum) veroorza- ken DNA- homologe mechanismen). Die mechanismen ontbreken bij BrCA 1- (en 2-)mutatiedragers, resulterend in celapop- tose eerder dan herstel (102, 107). pCr-percentages tot 72-90 procent zijn beschreven in BrCA 1-mutatiedragers na neoadjuvante therapie met spectieve data (n = 102) (108-110). Bij tNB zonder BrCA 1- mutaties, blijft de waarde van platinumzouten onderwerp van verder onderzoek. Een grotere en gerandomiseerde fase 2-studie (n = 94) vond echter geen toename van de pCr na toevoegen van carboplatinum aan een op anth- racycline/taxane-gebaseerd schema (111). zijn beperkt, wegens de afwezigheid van Er/Pr/HEr-2. re- ceptordiscordanties tussen de primaire tumor en de me- tastastische laesies zijn welbekend, maar komen minder frequent voor bij tNB-patiënten (112). toch zijn biopsieën aan te raden omdat er niet zelden vals-negatieve kleu- ringen op de primaire tumor plaatsvinden en het initieel |