background image
13
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 8
2013
Definitie(s)
Hoewel het geen synoniemen zijn, worden de termen tNB
en
basal-like borstkanker vaak door elkaar gebruikt.
De diagnose tNB is een immunohistochemische defi-
nitie gebaseerd op afwezigheid van Er, Pr en HEr-2,
maar methodologische inconsistenties en verschillende
afkapwaarden voor deze receptoren wereldwijd, leiden tot
variabiliteit in de definitie van dit subtype (4-10). richtlij-
nen van de
American Society of Clinical Oncology (ASCO)
en het
College of American Pathologists (CAP) proberen
uniformiteit te creëren in de definities van Er-, Pr- en
HEr2-positiviteit (11). Ook het aantal cellen dat aankleurt
behoort minstens één procent te zijn vooraleer men van
Er- of Pr-positiviteit kan spreken (onafhankelijk van de
sterkte van aankleuring) (11). Vals-positieve/negatieve re-
sultaten voor deze receptoren (tot 20%) en bijgevolg on-
terechte over- of onderbehandeling met endocriene/cyto-
toxische therapie kunnen zo vermeden worden (12, 13).
Het ontdekking van `basale' (myo-epitheliale-specifieke)
cytokeratines dateert van de jaren 80. Pas na de mole-
culaire revolutie op basis van het pionierswerk van Perou
begin deze eeuw werd deze term opnieuw in de kliniek
geïntroduceerd (3, 14, 15). De moleculaire term `
basal-like'
refereert aan deze tumoren die op transcriptoomniveau
een profiel vertonen dat gelijkt op dit van basale/myo-
epitheliale cellen uit een normale borst. Gezien de com-
plexiteit van en kosten verbonden aan de moleculaire
techniek zijn er een aantal immunohistochemische bena-
deringen voorgesteld (16-20). Op basis van basale cyto-
keratines 5 en 6 en/of
epidermal growth factor receptor 1
(EGFr1) kan men tot meer dan 80 procent van de
basal-
like borstkankers opsporen (19). Additionele cytokeratines
(bv. CK14 en 17) zijn ook voorgesteld, maar tot op heden is
er geen gestandaardiseerde immunohistochemische defi-
nitie voor
basal-like borstkanker (21).
De discrepantie tussen de immunohistochemische (tNB)
versus de moleculaire definitie (
basal-like) is niet onbe-
langrijk. Hoewel 40-80 procent van de tNB tot het mole-
culaire basale compartiment behoort, zal toch 20-60 pro-
cent tot een ander intrinsiek (moleculair) subtype behoren
en dus een andere biologische entiteit hebben (18, 22-26).
Claudin-low borstkanker vormt een aparte entiteit van
tNB, met onder andere typisch met de BrCA-
pathway ge-
relateerde afwijkingen (27). Vice versa zijn er heel wat (20-
40%) moleculaire
basal-like borstkankers mét immuno-
histochemische expressie van Er, Pr en/of HEr2 (28-30).
resultaten van recente transcriptoomanalyses bevestigen
dat de complexiteit binnen tNB meer voorstelt dan
basal
versus
non-basal subtypes. Er is evidentie voor minstens
zes biologisch verschillende subtypes tNB: twee
basal-
like clusters (genen in de celcyclus en DNA-herstelgenen),
twee mesenchymale clusters (vooral genen betrokken in
celdifferentiatie, epitheliale-mesenchymale transitie en
groeifactoren), een immuunmodulatorcluster (opper-
vlakteantigenen, receptoren en signaaltransductorgenen)
alsook een luminale cluster (met androgeenreceptor-
signalen) (31).
risicofactoren omvatten leeftijd, ras,
genetica, de zogenaamde
waist/hip ratio,
borstvoedingspatronen en pariteit.
Epidemiologie en risicofactoren
risicofactoren omvatten leeftijd, ras, genetica, de zo-
genaamde
waist/hip ratio, borstvoedingspatronen en
pariteit. tNB komt frequenter voor op jongere leeftijd
(< 40 jaar), bij Afro-Amerikaanse vrouwen en bij vrouwen
van zwarte afkomst (18, 32-36). Het heriditaire borst- (en
ovarium-) kankersyndroom op basis van BrCA 1-mutatie-
dragerschap is een bekende risicofactor voor tNB (37).
BrCA 1 is een tumorsuppressorgen dat tussenkomt in
DNA-herstel. BrCA 1-deficiëntie leidt tot genomische in-
stabiliteit en tumorgeniciteit.
Het risico op het ontwikkelen van borstkanker over het
leven is hoog (50-85%), maar sterk afhankelijk van de
leeftijd van de patiënt, hormonale invloeden (leeftijd
menarche), familiale predispositie en borstdensiteit (38).
Genetische variabelen (
single nucleotide polymorphisms)
kunnen het risico eveneens sterk beïnvloeden (39). tot 75
procent van de borstkankers onstaan op een achtergrond
van BrCA 1-dragerschap is tNB,
basal-like of beide (40,
41). Jonge leeftijd bij diagnose, medullaire histologie en
hoge mitotische activiteit zijn klinische hints voor een
onderliggende BrCA 1-mutatie (42). Zelfs onder de leef-
tijd van 50 jaar zal de diagnose van tNB zonder familiale
positieve anamnese geassocieerd zijn met BrCA 1-positi-
viteit in 10 tot 30 procent van de diagnoses (43-45). Zelf
al wordt geen BrCA 1-mutatie gevonden, dan nog zal bij
20 procent van de vrouwen gediagnosticeerd met tNB een
(andere) afwijking gevonden worden in de BrCA-
pathway
(zogenaamde BrCA-
ness) (46-52).
Intrigerend is dat ondanks het feit dat TNB eigenlijk als
een endocrien insensitieve ziekte bekend staat, er toch
een aantal hormonale associtiaties met deze vorm van
borstkanker bestaan. Zowel pariteit als jonge leeftijd bij
eerste zwangerschap verhogen het risico, maar borstvoe-
ding, langere duur van borstvoeding en toenemend aantal
kinderen die borstvoeding krijgen verminderen de kans op
het ontwikkelen van tNB (36). Sommige studies konden de
relatie tussen pariteit en tNB echter niet bevestigen (53,
54). Een toename van de zogenoemde
waist/hip ratio is
ook geassocieerd met een toegenomen risico op tNB (on-
afhankelijk van de menopauzale status) (36).