het nieuwe, revolutionaire hulp- middel voor dermatologen (1) niet-invasieve beeldvormingstechniek voor de huid. De techniek heeft het grote voor- deel dat ze in realtime reproduceerbaar is en bovendien de mogelijkheid biedt om een `histologisch' beeld van het letsel te verkrij- gen. Deze technologie combineert een excite- rende laserstraal die het met fluorochromen gemarkeerde staal binnendringt met een fil- terblok voor de golflengtes uitgezonden door de fluorescerende stralen afkomstig van de verschillende vlakken van het preparaat. "De techniek moet worden gepositioneerd tussen de dermoscopie en de histopathologie, legt prof. Philippe Bahadoran (Nice) uit, en kan in bepaalde situaties zelfs een biopsie vervangen, meer specifiek bij tumoren en huidkankers." Deze techniek bleek bijzonder nuttig te zijn in de diagnose van melanomen in het gezicht, met een gevoeligheid van 95%, en voor car- cinomen van het gezicht om de chirurgische marge te bepalen. Er worden studies uitge- voerd om het palet van mogelijke diagnoses uit te breiden. cosen, een andere mogelijke toepassing van in vivo confocale microscopie (2) vaak moeilijk te bevestigen in het laborato- rium: het rendement van directe onderzoeken (preparaten op basis van kaliumhydroxide KOH) is laag en het resultaat van kweekjes laat lang op zich wachten, in het bijzonder voor dermatofyten. Met in vivo confocale mi- croscopie (IVCM), een nieuwe, niet-invasieve cutane beeldvormingstechniek, waarvan het nut al is aangetoond in de diagnose van tu- morale huidletsels, kunnen intracutane struc- turen en in het bijzonder schimmelelementen in de nagel worden gevisualiseerd. techniek te evalueren werd een monocen- trische prospectieve studie uitgevoerd bij 42 patiënten bij wie een onychomycose werd vermoed op basis van laterodistale letsels van het type pachyonychie, leuconychie of xan- thonychie op 10 tot 75% van de nagelplaat van de grote teen. Bij alle patiënten werd een mycologisch staal genomen voor direct onderzoek en de kweekjes: op de nagelplaten werd een IVCM-beeldvormingsonderzoek uitgevoerd. ken kon de diagnose `onychomycose' bij 16 patiënten worden bevestigd. De IVCM leverde bij slechts 6 van de patiënten schim- melelementen op (vertakte, glanzende, line- aire structuren). Bij de 26 andere patiënten bracht IVCM geen enkel mycotisch element aan het licht. De specificiteit van IVCM be- draagt dus 100% maar de sensitiviteit slechts 37,5%. De positieve predictieve waarde bedraagt 100% en de negatieve predictieve waarde 72%. mogelijk maakt om onychomycose snel te diagnosticeren zodat de behandeling kan worden opgestart nog voor de resultaten van mycologisch onderzoek bekend zijn. Door de geringe sensitiviteit kan de techniek echter niet worden gebruikt als screeninghulpmid- del. Er zijn echter een aantal technische ver- beteringen op til zijn die de prestaties van de techniek wellicht kunnen verbeteren. netische test zich opdringt... (3) van een CDKN2A-mutatie, het belangrijkste gen geassocieerd met een verhoogd risico op melanoom, zijn onderzocht in 387 families waarvan 2 verwanten in de eerste graad me- lanoom hadden en 96 families met 3 of meer melanoompatiënten. Er werd vaker een 3 of meer gevallen (32%) dan in de families met 2 gevallen (13%). Een jonge leeftijd op het moment van de diagnose en het bestaan van ten minste één geval van pancreaskanker bleken significant te zijn geassocieerd met de aanwezigheid van een CDKN2A-mutatie in de families met 3 of meer gevallen. Voor de families met 2 gevallen bleken een jonge leeftijd op het moment van de diagnose en het bestaan van ten minste één geval van multipel melanoom predictief te zijn voor de aanwezigheid van mutaties: die werden aan- getroffen in 22% van de gevallen wanneer de mediane leeftijd bij diagnose minder dan 50 jaar was en in 29% van de gevallen wanneer er ten minste één familielid meerdere mela- nomen had. Op basis van deze twee predic- tieve factoren kan een subgroep van families worden geïdentificeerd waarin de mutatiefre- quentie hoger is dan 20% en waarin het dus absoluut gerechtvaardigd is om een geneti- sche test voor te schrijven. standard voor de diagnose van fotodermato- sen. Maar betekent dat dat ze moeten wor- den gebruikt bij alle patiënten met deze vorm van huiduitslag? Een retrospectieve studie uitgevoerd tussen januari 2003 en december 2009 tracht een antwoord op die vraag te ge- ven. De dossiers van 46 patiënten die tijdens die periode waren getest met fotopatchtests werden opnieuw onderzocht om het nut van bevraging te evalueren in vergelijking met de resultaten van fotopatchtests, meting van de antinucleaire antistoffen en porfyrines. gestandaardiseerde vragenlijst afgenomen door de arts die de fotopatchtests uitvoerde en de omstandigheden waarin de huiduitslag optrad, de intensiteit van de blootstelling aan de zon, de duur van de evolutie van de huiduitslag, de topografie ervan en de doel- kaart bracht. Op basis daarvan werden 11 gevallen van zonnebrand (goedaardige zonlichteruptie), 13 gevallen van polymorfe lichteruptie (PL), 9 gevallen van urticaria solaris (US), 6 gevallen van lupus, 3 gevallen van porfyrie, 3 gevallen van fotoallergie en 8 uiteenlopende pathologieën gediagnosti- ceerd. Aanvullende onderzoeken brachten 13 gevallen van BLE (zonnebrand), 10 geval- len van PL, 6 gevallen van US, 4 gevallen van lupus, 2 gevallen van porfyrie, 4 gevallen van fotoallergie en 11 uiteenlopende aandoe- ningen aan het licht. Aan de hand van deze resultaten werden de sensitiviteit, de speci- ficiteit, de aannemelijkheidsverhouding en de Diagnostic Odds Ratio voor de bevraging en voor de fototests berekend voor de meest verspreide fotodermatosen. gestandaardiseerde vragenlijst de diagnose goedaardige zonlichteruptie, polymorfe lichteruptie en urticaria solaris kon worden gesteld met `een goede diagnostische nauw- keurigheid in vergelijking met fotobiologisch onderzoek', aldus de onderzoekers. Voor BLE en PL bedroegen de sensitiviteit en de speci- ficiteit respectievelijk 0,69 en 0,95, en 0,9 en 0,91. gespecialiseerd centrum. De procedure is lang en duur. Op basis van de resultaten van deze studie kunnen we dit soort aanvullend on- derzoek voorbehouden voor patiënten bij wie aan de hand van de bevraging geen onmid- dellijke diagnose kon worden gesteld of bij wie de behandeling geen effect heeft op de fotodermatose. Geneviève Démonet, Arielle le Masne, Dominique-Jean Bouilliez de troef van een dermatoloog vooruitgang in gerichte behandelingen voor melanoom en gemeta- staseerd basocellulair carcinoom, in vivo confocale microscopie en dermatologische indicaties voor biotherapieën, blonken de Journées dermatologiques in Parijs uit door de overvloed aan epidemiologi- sche, fysiopathologische en zelfs klinische gegevens die waarschijn- lijk morgen al de behandeling van bepaalde dermatosen zullen ver- anderen. Een samenvatting van de meest opmerkelijke thema's met het team van www.jim.fr. de algemene bevolking? Twee meta-analyses geven een antwoord en maken het mogelijk om praktische conclusies te trekken over de informatieverstrekking aan en de follow-up van de patiënten. bracht een significant verband aan het licht tussen psoriasis en kanker van de bovenste luchtwegen (RR = 3,05), de lever (1,90) en de longen (1,52). Op basis van de tweede meta- analyse van 21 artikels kon het risico op huidkanker worden geëvalueerd. Psoriasis is geas- socieerd met een significante verhoging van het risico op epidermoïd carcinoom (5,31) en basocellulair carcinoom (2,00): het risico op melanoom lijkt echter niet significant verhoogd te zijn. houden met alcohol- en/of tabaksconsumptie. De rol van de chronische ontsteking bij psori- asis is moeilijk te bevestigen bij gebrek aan gegevens die rekening houden met de invloed van behandelingen. De toename van - epidermoïde en basocellulaire - carcinomen van de huid is grotendeels toe te schrijven aan PUVA-therapie, met een mogelijke bevorderende rol van de geassocieerde immunosuppressiva. associeerd met tabaks- en alcoholconsumptie bij psoriasispatiënten met geassocieerde ri- sicofactoren, meer specifiek voordat ze worden behandeld. Dankzij een sterke vermindering van het gebruik van PUVA-therapie zou het verhoogde risico op huidkanker moeten kunnen worden verlaagd, maar regelmatige en langdurige dermatologische monitoring bij patiënten die hieraan worden blootgesteld, is noodzakelijk. |