background image
I
23
De Specialist
13-2
13 februari 2013
www.despecialist.eu
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS
geïnduceerde osteoporose valt de
botdensitometrie vaak normaal uit, maar
krijgen patiënten toch fracturen. Ook
gaan doeltreffende behandelingen met
geneesmiddelen tegen osteoporose niet
altijd gepaard met een duidelijke stijging van
de botmineraaldichtheid. Voor alendronaat,
risedronaat en raloxifen is die associatie
slechts zwak tot matig. Voor denosumab en
strontiumranelaat is die matig tot sterk.
In haar uiteenzetting gaat Mary Bouxsein
verder op de beoordeling van grootte
en vorm van het bot met niet-invasieve
beeldvorming. Factoren die bijdragen aan de
sterkte van het bot zijn eigenschappen van
de matrix, zoals mineralisatie en collageen,
maar die zijn thans niet direct klinisch
evalueerbaar.
Niet-invasieve beeldvorming kan een beeld
geven van de geometrie, de microarchitectuur
en de sterkte van het bot.
De geometrie kan driedimensionaal
beoordeeld worden met kwantitatieve CT. Dit
levert ook informatie op over de trabeculaire
en corticale compartimenten.
Zo neemt bijvoorbeeld de trabeculaire
volumetrische botmineraaldensiteit bij
vrouwen met 56 procent af tussen de leeftijd
van 20 en 90 jaar, corticaal is dit met
24 procent (10).
Ter hoogte van de femurhals kan
kwantitatieve CT asymmetrie van het verlies
van corticaal bot aan het licht brengen.
Zo wordt de dunne corticale zone van de
bovenste femurhals substantieel dunner bij
normale veroudering, vanaf 60 jaar met
6,4 procent per decennium (11).
De corticale dikte van het inferior-anterior
quadrant
van de femurhals blijft relatief goed
bewaard bij ouder wordende vrouwen, maar dit
is niet het geval in de andere drie quadranten.
Het lijkt er op dat gelokaliseerd botverlies het
risico op fracturen kan verhogen bij ouderen die
vallen, op basis van mechanica en labtests (12).
Ook kan kwantitatieve CT aangewend
worden voor monitoring van de
behandelingsrespons. Op die manier
is bijvoorbeeld aangetoond dat de
volumetrische botmineraaldichtheid
trabeculair sterker toeneemt onder PTH
dan onder alendronaat of de combinatie
van alendronaat en PTH, terwijl de
botmineraaldichtheid gemeten met DEXA-
scan steeds vergelijkbaar blijft (13).
De microarchitectuur van het bot kan met
perifere kwantitatieve hogeresolutie-CT
(HR-pQCT) geëvalueerd worden of met MRI-
beeldvorming. Deze laatste techniek wordt
voor die doeleinden nog weinig gebruikt.
Met HR-pQCT kunnen voxelafmetingen van
ongeveer 82µm3 gevisualiseerd worden.
Een scan duurt zowat drie minuten en geeft
een stralenbelasting minder dan 4µSv. Enkel
beeldvorming van het perifere skelet is ermee
mogelijk (14).
De techniek is ook uitgeprobeerd om
een onderscheid te maken tussen
postmenopauzale vrouwen met osteopenie
die al dan niet een fractuur hadden
doorgemaakt. Bij die vrouwen is de
botmineraaldichtheid van de ruggenwervels
en heup vergelijkbaar, maar met HR-pQCT
kan wel een onderscheid gemaakt worden
tussen de twee groepen. Vrouwen met
fracturen hadden hier een lagere trabeculaire
dichtheid en een heterogenere trabeculaire
distributie (p < 0,02) dan vrouwen zonder
fracturen (14).
Studie van de microarchitectuur kan ook
verschillen in de microarchitectuur aan het
licht brengen tussen Kaukasische en Afro-
Amerikaanse vrouwen. Die laatste hebben
namelijk een lagere fractuurkans, ook na
correctie voor de botmineraaldichtheid
(15).
Ten slotte kan HR-pQCT ook een verklaring
bieden waarom patiënten met type
2-diabetes een hoger fractuurrisico hebben,
wat met standaardmetingen van de
botmineraaldichtheid niet lukt. De weerstand
tegen buiglasten wordt er aangetast door
niet-efficiënte redistributie van botmassa, met
verlies van intracorticaal bot en een toename
van trabeculair bot (16).
Voor de inschatting van de botsterkte ten
slotte is de analyse met eindige elementen
(finite element analysis, FEA) een optie.
Die analyse wordt vaak door ingenieurs
gebruikt, bijvoorbeeld om de sterkte
van vliegtuigen te berekenen. Voor het
bot worden dan de gegevens van de net
geciteerde driedimensionale CT en HR-pQCT
samen verwerkt. Studies op lijken hebben
aangetoond dat FEA beter de femorale
en vertebrale sterkte kan voorspellen
dan DEXA-scans (17, 18). Analyse met
eindige elementen heeft verder aan het
licht gebracht dat de leeftijdsgebonden
afname van de femursterkte veel
groter is dan gesuggereerd wordt door
de leeftijdsgebonden afnames van de
botmineraaldichtheid in de femurhals (19).
Bij oudere mannen is FEA ook aangewend
om nieuwe klinische fracturen van de
wervelkolom te voorspellen. Dit resulteerde
in significant hogere hazard ratios voor
fracturen per standaarddeviatie dan met
klassieke DEXA-scans van de lumbale
wervelkolom en femurhals (20).
Ondanks de beloften die deze nieuwe
technieken bieden, is het volgens Mary
Bouxsein nog te vroeg om ze routinematig
in de klinische praktijk toe te passen, vooral
omdat er nog geen grote prospectieve studies
mee uitgevoerd zijn. Voor klinische research
en klinische studies zijn die technieken echter
wel al waardevol.
Alex Van Nieuwenhove
Referenties op aanvrag
Bij vrouwen neemt de
trabeculaire volumetrische
botmineraaldensiteit met
56 procent af tussen de
leeftijd van 20 en 90 jaar.