background image
14
I
De Specialist
13-2
13 februari 2013
www.despecialist.eu
I
n het kader van het Implantatenplan
(lees De Specialist nr. 12-7), wordt
de melding aan de overheid van
incidenten veroorzaakt door medisch
materiaal versterkt. De gesprekken tussen
de betrokken partijen over dit onderwerp
werden ondertussen geopend. "Een van
de doelstellingen van dit plan is om in elk
bedrijf (ziekenhuis, fabrikant van medisch
materiaal, enz.) een verantwoordelijke voor
de materiovigilantie aan te duiden
, herhaalt
Richard Van den Broeck. Deze opgeleide
werknemer moet, in het geval van het
ziekenhuis, op de hoogte zijn van alle medisch
materiaal dat in het ziekenhuis gebruikt wordt.
Dat is vandaag niet het geval. Bovendien zal
hij wettelijk verantwoordelijk zijn voor de
communicatie van incidenten aan het FAGG.
Doet hij dat niet, dan kan dit ernstige gevolgen
hebben. Er zijn sancties vastgelegd om de
verschillende betrokken partijen aan te sporen
de verplichting ernstig te nemen."
Materiovigilantie behelst tevens het
onderhoud van het medisch materiaal dat
al gedurende een zekere tijd in gebruik is in
het ziekenhuis. Sommige aankoopcontracten
bepalen dat de verkoper op regelmatige basis
in onderhoud voorziet. "In veel gevallen is
deze `dienst na verkoop' niet opgenomen. De
apparatuur wordt dan onderhouden door de
medisch-technische dienst van het ziekenhuis
en dat in functie van de financiële middelen
en de beschikbare mankracht. Soms doet
een ziekenhuis een beroep op bedrijven die
medisch materiaal herstellen, een oplossing
waarbij de vraag naar de verantwoordelijkheid
gesteld kan worden. Wie is verantwoordelijk
voor het herstelde materiaal? De fabrikant
of de hersteller? Ook de vraag van de
traceerbaarheid van bepaalde vervangen
onderdelen rijst hier. Soms hebben die
vervangonderdelen geen CE-merk of worden
ze geplaatst door bedrijven die niet erkend zijn
door het FAGG."
Bjikomende belasting
Op 20 december bood Unamec
verschillende mensen die betrokken zijn
bij de materiovigilantie de mogelijkheid
hun ervaring hierover te delen (1). Voor
Dirk Ramaekers, algemeen medisch
directeur van het ZNA, lijdt het geen
twijfel dat de bijkomende inspanning die
de minister van Volksgezondheid vraagt
inzake materiovigilantie een bijkomende
belasting zal betekenen. Het brengt extra
administratief werk met zich mee voor de
artsen en de ziekenhuisapothekers, voor de
ziekenhuizen en voor de industrie van het
medisch materiaal.
Prof. Ramaekers meent dat de interesse voor
materiovigilantie gelijk loopt met de steeds
grotere interesse voor de kwaliteit van de
ziekenhuissector. Vorig jaar organiseerden
meerdere ziekenhuisfederaties colloquia die
uitsluitend hieraan gewijd waren. De medisch
directeur van het ZNA herinnert eraan dat de
Vlaamse ziekenhuizen recent een dertigtal
kwaliteitsindicatoren voorstelden. Het is
de bedoeling van de ziekenhuizen om in de
zomer van 2013 hun kwaliteitsindicatoren
voor te stellen. Sommige daarvan zouden
verplicht worden. In het noorden van het land
engageren ziekenhuizen zich hier reeds toe
met de accreditatie. "Binnen tien jaar zal de
meerderheid van de Belgische ziekenhuizen
geaccrediteerd zijn. Dat impliceert dat ook
het medisch materiaal aan deze accreditatie
onderworpen wordt. Onderhoud van het
medisch materiaal wordt verplicht, en dat
is een positieve evolutie",
analyseert prof.
Ramaekers.
Nog een andere evolutie is onvermijdelijk:
de overheid gaat, in het kader van de
terugbetaling, steeds meer waarde hechten
aan de toegevoegde waarde van medisch
materiaal, een tendens die men ook
waarneemt in de geneesmiddelensector.
De technische dienst: de
hoeksteen
In het ideale geval moet een technische
dienst van een ziekenhuis beschikken over
een volledige en gedetailleerde inventaris van
het materiaal dat in de instelling gebruikt
wordt. "Momenteel bestaan er twee types
ziekenhuizen. Enerzijds zijn er ziekenhuizen
die een zeer goede technische dienst hebben.
Zij volgen het medisch materiaal van nabij
op en kennen perfect de anciënniteit en
de levensduur ervan. Hier bestaat ook een
dialoog tussen artsen en technische dienst
op het moment dat een apparaat vervangen
moet worden",
zegt Ramaekers. "Anderzijds
zijn er ziekenhuizen waar de technische dienst
niet beschikt over een inventaris van het
medisch materiaal, waar sommige apparaten
opnieuw in evenwicht moeten worden
gebracht, vervangen moeten worden of nood
hebben aan nieuwe onderhoudscontracten.
De accreditatie van ziekenhuizen (of van
diensten zoals het laboratorium en het
operatiekwartier) moet een positieve impact
hebben op dit soort situaties."
"Het beheer van het medisch materiaal is een
vak op zich. Dat werk moet gedaan worden
door professionals die zich enkel hiermee bezig
houden. Hun eerste doel is daarbij het opmaken
van een correcte inventaris van het materiaal.
Dat vraagt een complexe organisatie. Vertrekt
men van nul om deze inventaris op te maken,
dan neemt dat heel wat tijd in beslag. Bouwt
men de inventaris beetje bij beetje op, dan is
dat beduidend minder gecompliceerd",
legt
Daniel Mojet, diensthoofd van de biomedische
dienst van Erasmus, uit. "De manager van het
medisch materiaal moet op het hoogste niveau
betrokken worden bij de beslissingen in verband
met de aankoop van medische producten.
Hij moet met de andere beslissingsnemers
(beheerders, artsen) mee kunnen discussiëren
over toekomstige investeringen. Dat laat
hem vervolgens toe toegang te hebben tot
de aankoop- en assistentiecontracten, het
materiaal te controleren en deze informatie te
integreren in de inventaris. De verantwoordelijke
kan daarna de technische interventies die
uitgevoerd werden ingeven in de databank van
het medisch materiaal. Deze procedure laat
de ziekenhuizen toe hun verantwoordelijkheid
op te nemen
." Daniel Mojet bevestigt
dat er tussen de technische diensten van
ziekenhuizen nog grote verschillen bestaan
inzake organisatie. "Bepaalde instellingen
investeerden veel in de technische dienst van
het ziekenhuis, terwijl anderen over vrij beperkte
middelen beschikken."
Jean-Luc Demeere, anesthesist en voorzitter
van het VBS, wijst erop dat men toch ook
rekening moet houden met één van die
eigenaardigheden van het Belgische systeem:
in veel ziekenhuizen zijn de artsen eigenaar
van het medisch materiaal dat in de instelling
gebruikt wordt. Dat vergemakkelijkt niet
altijd het nemen van beslissingen tussen
artsen en ziekenhuisbeheerders.
De versterking van het partnership tussen
ziekenhuizen (en vooral dan hun technische
diensten) en de sector van het medisch
materiaal is ­ volgens de deelnemers aan het
debat ­ ongetwijfeld een van de belangrijkste
doelstellingen die gerealiseerd moet worden
om tot een betere materiovigilantie te komen.
De vorming van ziekenhuispersoneel, artsen
en verpleegkundigen in samenwerking met
de specialisten van de sector van het medisch
materiaal wordt een andere belangrijke
uitdaging voor de komende jaren.
Alexandre Thomasson
1. Prof. Dirk Ramaekers (algemeen medisch directeur
van het ZNA), Peter Degadt (afgevaardigd beheerder
van Zorgnet Vlaanderen), dr. Jean-Luc Demeer
(anesthesist en voorzitter van het GBS/VBS), Daniel
Mojet (diensthoofd van de biomedische dienst van
Erasmus).
JS0370N
MEDISCHE HULPMIDDELEN IN HET ZIEKENHUIS
Geen efficiënte materiovigilantie zonder
een competente technische dienst
Materiovigilantie is erop gericht een incident of het risico op
een incident dat zich voordoet tijdens het gebruik van of het
op de markt brengen van een product te verminderen. Het
Implantatenplan probeert onder meer de materiovigilantie te
vergroten. De Belgische federatie van de industrie van de medische
technologie, Unamec, organiseerde eind vorig jaar een interessant
debat over deze problematiek.
MANAGEMENT