background image
22
I
De Specialist
13-2
13 februari 2013
www.despecialist.eu
Voeding en botgezondheid
René Rizzoli (Genève) focuste in het eerste
deel van zijn lezing op de invloed van voeding
en fysieke activiteit op de botgezondheid van
het kind. In het tweede deel stond hij stil bij
voeding van personen met osteoporose of
met fracturen.
Voeding speelt bij kinderen een belangrijke
rol bij de opbouw van het skelet. Evidentie
hierover komt nogal vaak uit observationele
studies, alhoewel ook gerandomiseerde en
gecontroleerde studies uitgevoerd zijn.
Bij de start van zijn lezing waarschuwde
René Rizzoli voor de overinterpretering van
associatiestudies. Inderdaad wijzen associaties
niet noodzakelijk op oorzakelijke verbanden.
Bij kinderen zijn verschillende klinische stu-
dies gebeurd die de invloed van voeding op
de botmassa als onderwerp hadden.
Zo wijzen de resultaten van een dubbelblinde
studie op het nut van met calcium verrijkte
voeding bij prepubertaire meisjes (dagelijks
gedurende een jaar), als de dagelijkse calcium-
inname gering is. Dit leidde tot een significant
grotere botmineraaldensiteit (1).
In een prospectieve studie werd de voedselin-
name van kinderen en jongeren gedurende vier
jaar opgetekend, waarna deze een kwantita-
tieve CT van de voorarm kregen (2).
Een hogere inname van proteïnen was hier
geassocieerd met een sterkere modellering
en remodellering van het bot, zeker bij in-
name van voldoende alkaliserende mineralen.
Een meta-analyse maakte verder duidelijk dat
een grotere inname van calcium via suppletie
van zuivelproducten bij kinderen de botmine-
raalinhoud in het gehele skelet en in de lum-
bale wervelkolom significant vergroot, bij een
spontane geringe inname van zuivel (3).
Jonge volwassenen die calciumrijke voeding
eten, blijken ook minder vet te hebben in het
gehele lichaam en ook minder buikvet dan
andere jonge volwassenen, ook na correctie
voor fysieke activiteit (4).
Fysieke activiteit bij kinderen draagt even-
eens bij tot botaanmaak. Kinderen van een
lagere school die gedurende één jaar aan een
interventieprogramma deelnamen (dagelijks
minstens tien minuten springen of sterk-
tetraining), hadden een significant hogere
botmineraalinhoud en botmineraaldichtheid
dan kinderen die er niet aan deelnamen (5).
Bij prepubertaire jongens lijkt de impact van
toegenomen fysieke activiteit op de bot-
mineraalinhoud versterkt te worden bij een
proteïne-inname boven de gewoonlijke aan-
bevolen hoeveelheden, zoals de resultaten van
een onderzoek in die doelgroep aangaven (6).
Bij postmenopauzale vrouwen gaat een ade-
quate vitamine D-inname gepaard met een
lagere kans op heupfracturen door osteoporose,
zoals blijkt uit de bevindingen van een prospec-
tieve analyse over achttien jaar bij meer dan
70.000 vrouwen. Melk of een calciumrijke voe-
ding had hier geen risicoverlagend effect (7).
Een Franse studie bij oudere, in het ziekenhuis
opgenomen patiënten komt tot de conclusie
dat die een gemiddelde proteïne-inname van
eiwit nodig hebben die hoger is dan de huidi-
ge aanbevelingen voor gezonde ouderen, om
de stikstofbalans in evenwicht te houden (8).
Er zijn ook argumenten om de Amerikaanse
voedselpiramide aan te passen voor 70-plus-
sers. Voor actieve personen van die leeftijd
zijn daarom aanpassingen gesuggereerd wat
betreft de porties van groenten, fruit, vlees
en gevogelte, melk, kaas en supplementen
(Tabel 1) (9).
Hoe de botgezondheid evalueren
bij veroudering?
Mary Bouxsein (Boston) wijdde uit over de
mechanische en structurele eigenschappen
van het bot en de factoren die de sterkte van
het bot bepalen. Ook ging ze verder in op hoe
de sterkte van het bot klinisch ingeschat kan
worden.
Klinische beoordeling van de botsterkte
gebeurt vandaag vooral met behulp
van DEXA-scans, die indirect een
weerspiegeling geven van de botgrootte
en botmineralisatie. De resultaten van
DEXA-scans correleren matig tot sterk
met de sterkte van het bot en voorspellen
het fractuurrisico goed bij onbehandelde
vrouwen.
Botdensitometrie heeft beperkingen. Zo
wordt ermee bij minder dan de helft van
de patiënten met fracturen osteoporose
vastgesteld. Bij aandoeningen zoals type
2-diabetes en door glucocorticoïden
OR0824N
BELGIAN BONE CLUB CLINICAL UPDATE SYMPOSIUM
Botgezondheid van de wieg tot het graf
Eind januari vond naar jaarlijkse gewoonte het clinical update
symposium
van de Belgian Bone Club plaats. De botgezondheid van
de wieg tot het graf was het centrale thema. Een samenvatting.
Aantal porties per dag
Algemeen
Voor 70-plussers*
Brood-pasta-granen
6-11
6
Fruit
2-4
2
Groenten
3-5
3
Zuivel
2-3
3
Vlees-vis-eieren
2-3
2
*100% van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor 1.200-1.600kcal/dag
Target proteïne-inname voor de alleroudsten: 1,2g/kg lichaamsgewicht
Tabel 1: Voedingsrichtlijnen voor Amerikanen. Voorgestelde aanpassingen voor
70-plussers (9).
Geneesmiddelen en botgezondheid
Dieter Felsenberg (Berlijn) wees er op dat niet alleen beïnvloeding van botmassa belangrijk
is bij de behandeling van osteoporose, maar eveneens beïnvloeding van de botstructuur.
Elke behandeling vereist verder dat ook met mogelijke bijwerkingen rekening wordt
gehouden.
Alle geneesmiddelen tegen osteoporose hebben een gunstig effect op de botmineraaldicht-
heid. In de grote klinische studies met verschillende van die middelen is het vastgestelde
effect op de botmineraaldichtheid niet gelijk, al zijn er weinig rechtstreeks vergelijke studies
uitgevoerd. Ook al varieert de toename van de botmineraaldichtheid sterk in die studies,
toch is de afname van het relatieve risico op wervelfracturen in die studies vergelijkbaar (21).
Osteoporose veroorzaakt gewoonlijk een afname van de botmassa en een afbraak van de
microarchitectuur, die de sterkte van het bot aantasten. Het blijkt dat verlies van corticaal
bot een grote impact heeft op de sterkte van het bot (22).
Om een goed idee van de botsterkte te krijgen, volstaan volgens Dieter Felsenberg om
bovenvermelde redenen DEXA-botmetingen niet. Zoals de vorige spreekster al aangaf,
kunnen kwantitatieve CT-scans nuttig zijn om het corticale en trabeculaire bot bij osteo-
porose te evalueren. Hiermee kunnen ook verschillen in het werkingsmechanisme van
geneesmiddelen tegen osteoporose aangetoond worden. Zo kan dan bijvoorbeeld vast-
gesteld worden dat denosumab de corticale dikte van de radius weet te behouden over
24 maanden (23) of dat onder PTH de corticale dichtheid kan afnemen, terwijl echter het
corticale volume duidelijk toeneemt (13).
Verschillende parameters geven een beeld van de doeltreffendheid waarmee een
behandeling tegen osteoporose de kans op fractuur vermindert. Het betreft met name de
botturn-over, de botmineraaldichtheid, de corticale poreusheid, de microarchitectuur van
het bot en de mineralisatie van het bot.
Osteonecrose van de kaak is een mogelijke maar zeldzame bijwerking van antiresorptieve
therapie met bisfosfonaten of denosumab. Een analyse van Duitse patiëntenregister in
Berlijn bracht aan het licht dat de prevalentie 1 op 79.800 bedraagt bij patiënten
behandeld met bisfosfonaten, tegenover 1 op 525.000 bij patiënten met osteoporose en
1 op 2.723.333 in de totale populatie ouder dan vijftig jaar (24).
Een slecht begrepen bijwerking zijn atypische femurfracturen, die na langdurige
behandeling, na vijf tot acht jaar, kunnen optreden. Ook die zijn volgens Dieter Felsenberg
behoorlijk zeldzaam.
Jonge volwassenen die
calciumrijke voeding eten,
blijken ook minder vet
te hebben in het gehele
lichaam en ook minder
buikvet dan andere jonge
volwassenen.
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS