![]() gemetaboliseerd, worden sterker via het rectum geabsorbeerd. De absorptie na intramusculaire toediening hangt af van factoren zoals de bloedtoevoer naar de skeletspieren en de spiercontracties. Die laatste zijn zwakker bij pasgeborenen, waardoor de absorptiesnelheid vermindert. hangt hoofdzakelijk af van de binding aan eiwitten in het bloed en de weefsels, de pH-gradiënt tussen de bloedbaan en de weefsels, transmembraneuze transporters (P-gP) en de vascularisatie van de verschillende organen (9). Bij pasgeborenen en zuigelingen wordt de distributie beïnvloed door verschillen in de lichaamssamenstelling. Het totale lichaamswater maakt een hoger gedeelte van het lichaamsgewicht uit bij pasgeborenen dan bij volwassenen (75% versus 50%) en het extracellulaire vochtcompartiment maakt een groter gedeelte van het totale lichaamswater uit (45% versus ongeveer een derde). Pasgeborenen hebben minder vetweefsel dan volwassenen (15% versus 20%). Dat is vooral van belang voor geneesmiddelen die over het totale lichaamswater worden verspreid, en minder voor vetoplosbare geneesmiddelen, ook al omdat de water-vetverhouding in vetweefsel hoger is bij pasgeborenen dan bij volwassenen. Vaak verandert ook het evenwicht tussen de hoeveelheid geneesmiddelen in het plasma en de weefsels, omdat de eiwitconcentratie en de affiniteit van plasma-eiwitten lager zijn bij pasgeborenen. Dat laatste heeft vooral invloed op sterk eiwitgebonden geneesmiddelen. Die verschillen kunnen worden geïllustreerd aan de hand van tramadol, een zeer hydrofiel geneesmiddel (10): bij pasgeborenen is het centrale distributievolume (overeenstemmende met het extracellulaire compartiment) verhoogd, terwijl het perifere distributievolume (dat overeenstemt met het weefselvolume) niet door de leeftijd wordt beïnvloed. omgezet in meer wateroplosbare stoffen, zodat ze gemakkelijker door de nieren kunnen worden geëlimineerd. Het metabolisme wordt klassiek ingedeeld in fase 1- en fase 2-reacties en vindt hoofdzakelijk plaats in de lever, maar ook in de darmen en de longen. Fase 1- en fase 2-reacties resulteren in de vorming van meer polaire moleculen dan het geneesmiddel. Bij pasgeborenen is het metabolisme `klassiek immatuur'. De cytochroom P450-enzymen (fase 1) en de conjugerende enzymen (fase 2) zijn duidelijk minder actief, maar hun activiteit neemt onafhankelijk van elkaar toe. Recentelijk werden drie ontogenetische profielen beschreven (11-13): en daarna tijdens de eerste twee levensjaren geleidelijk verdwijnen: CYP3A7 en flavinemono-oxygenase (FMO1); foetus, maar na de geboorte nog actiever worden (CYP2D6, 2E1); zwangerschap en daarna toeneemt, hoofdzakelijk tijdens de eerste twee levensjaren (CYP2C9, 2C19). Er kunnen ook verschillen in metaboolprofiel bestaan tussen pasgeborenen en grote kinderen of volwassenen, wat bijvoorbeeld het geval is met paracetamol. meerderheid van de hepatische cytochromen uitmaakt en meer dan de helft van de geneesmiddelen metaboliseert, telt drie leden: CYP3A4, 3A5 en 3A7 (en CYP3A34). De "foetale" enzymatische vorm CYP3A7 blijft na de geboorte bestaan tot ongeveer de 6 (15). Er zijn veel voorbeelden om die overschakeling van 3A7 naar 3A4 te illustreren en daarbij kan gebruik worden gemaakt van `probe drugs' worden vooral door de nieren geëxcreteerd. De ontwikkeling en de rijping van de nieren vinden vroeg tijdens het foetale leven plaats. De nefrogenese begint na 9 weken en is voltooid na 36 weken zwangerschap. Tijdens de eerste levensweken veranderen de renale doorbloeding en de glomerulaire filtratie sterk en nemen de rijping van de niertubuli en het secretie- en reabsorptievermogen snel toe, maar daarna verloopt dat trager (17, 18). De renale eliminatie van geneesmiddelen bereikt hetzelfde niveau als bij volwassenen op de leeftijd van 6 tot 12 maanden. farmacologische systemen komen progressief tot rijping tijdens de foetale en neonatale ontwikkeling. Daarom wordt de pediatrische populatie ingedeeld in verschillende leeftijdsgroepen. Bij pasgeborenen wordt ook rekening gehouden met de zwangerschapsleeftijd. De rijpingsmechanismen zijn nog niet opgehelderd, maar ze hebben alleszins een belangrijke weerslag op de farmacokinetiek van geneesmiddelen: de farmacokinetische parameters, de werkzaamheid en de mogelijke toxische effecten variëren volgens de zwangerschapsleeftijd en de postnatale leeftijd, de aandoening, het gewicht, de maternale context, combinaties van geneesmiddelen enz. De rijpingssnelheid verschilt van kind tot kind. De variabiliteit binnen een gegeven leeftijdsgroep zal dan ook groter zijn naarmate de groep jonger is. De doseringen en de toedieningsschema's van geneesmiddelen moeten dus worden gevalideerd om de behandeling bij pasgeborenen te verbeteren. |