background image
20
I
De Specialist
13-11
19 juni 2013
www.despecialist.eu
Biologisch afbreekbare endoprothesen:
hoever staan we daarmee?
Het concept bioresorbeerbare stent beantwoordt aan
meerdere doelstellingen. De aanwezigheid van metaal
of een polymeer in de arteriële wand veroorzaakt een
chronische ontsteking en tragere heling met als gevolg
een hoger risico op trombose en late restenose. Bioresor-
beerbare endoprothesen (bioresorbable vascular scaffold,
BVS) bieden meerdere potentiële voordelen ten opzichte
van naakte (BMS) en actieve (DES) stents. De druk van het
materiaal op de arteriële wand en de afgifte van werk-
zame stoffen duren niet langer dan de tijd die nodig is
voor heling. Enerzijds kan er dan een normale endothe-
lialisatie plaatsvinden en anderzijds verdwijnt het poly-
meer, waardoor het risico op trombose van de stent sterk
vermindert. Ook de behandeling met een combinatie van
twee plaatjesaggregatieremmers kan worden verkort,
waardoor dan weer de incidentie van bloedingen zal ver-
minderen. Als er geen metaal meer in het bloedvat zit,
zouden de vasomotorische eigenschappen van de arteri-
ele wand beter herstellen en zou het bloedvat zich beter
kunnen aanpassen aan de shearkrachten. Doordat de pro-
these volledig wordt geresorbeerd, kunnen de collateralen
worden gespaard.
De gebruikte polymeren verschillen qua chemische sa-
menstelling en duur van resorptie. PLLA (poly-L-lactic
acid
) is het meest gebruikte polymeer. Bij de fabricatie
van dergelijke endoprothesen bestaan echter drie pro-
blemen: het materiaal is niet radiopaak, zodat er gebruik
moet worden gemaakt van radiopake markers of beeld-
vorming door IVUS (om een malpositie te evalueren)
en/of optische coherentietomografie (OCT); de radi-
ale kracht is kleiner dan met metalen stents, zodat de
mazen dikker moeten zijn, en tot slot is er de beperkte
vervormbaarheid. In theorie ten minste. Waar staan we
vandaag?
DESolve versus Xience
Alexandre Abizaid (Sao Paulo, Brazilië) presenteerde de
DESolve Nx-studie (1), een non-inferioriteitsstudie waar-
in de BVS DESolve
®
werd
vergeleken met de referentie-
DEX XienceTM, een met everolimus beklede stent. De stu-
die werd uitgevoerd in 13 centra (Europa, Nieuw-Zeeland
en Brazilië) bij 126 patiënten waarbij een angioplastiek
met plaatsing van een actieve stent geïndiceerd was. Het
primaire eindpunt van werkzaamheid was het late verlies
van lumen na 6 maanden (late lumen loss (LLL): verschil
in diameter van het bloedvat voor en na plaatsing van de
stent). De secundaire eindpunten waren klinisch (major
adverse cardiac events (MACE)
: cardiale sterfte, infarct en
revascularisatie) en angiografisch (IVUS, OCT). De gemid-
delde leeftijd van de patiënten was 62 jaar. 68,3% van
de patiënten was mannelijk, 21,4% had diabetes, 70%
hypercholesterolemie, 70% arteriële hypertensie en 44%
had al een infarct doorgemaakt, waarbij 36,7% al een
percutane coronaire interventie had ondergaan.
Bij 94% van de patiënten kon de stent worden ontplooid.
"Dat bewijst dat de stent in de dagelijkse praktijk zou
kunnen worden gebruikt", legde Abizaid uit. "Bovendien
is de stent niet fragiel en scheurt hij niet, zelfs na gefor-
ceerde dilatatie." In de studie werd de non-inferioriteit
bewezen: na 6 maanden bedroeg de LLL bij angiografie
0,21mm (geen significant verschil met de LLL met de
XienceTM). De proliferatie van neo-intima werd geraamd op
0,10mm bij OCT. De DESolve
®
bleek veilig te zijn: de inci-
dentie van MACE na 6 maanden was 3,25% (één sterfge-
val, één infarct op het gestente bloedvat en twee klinische
indicaties voor heringreep) zonder aneurysma of defini-
tieve trombose. Na 6 maanden vertoonde 98,9% van de
patiënten een intra-intimale degradatie. Bij beeldvorming
na 6 maanden werd een toename van de vaatoppervlakte
met 16,8% waargenomen; de oppervlakte van de endo-
prothese steeg met 15,7% en de luminale oppervlakte
met 9,0% (p < 0,001 voor de 3 gegevens).
BIOFLOW-II voor Orsiro (2)
BIOFLOW-II was een internationale, prospectieve, geran-
domiseerde studie die werd uitgevoerd bij 452 patiënten
met een de novo coronair letsel. De patiënten werden
in 19 Europese centra in een 2-1-verhouding behandeld
met een biologisch afbreekbare stent (PLLA) bekleed
met sirolimus (Orsiro
®
) of de DES XienceTM Prime met
everolimus. Het primaire eindpunt was het late luminale
verlies na 9 maanden. Secundaire eindpunten waren kli-
nische revascularisatie van het targetletsel, revascularisa-
tie van het targetvat en mislukking wat het targetletsel
betreft. Er was een klinische follow-up gepland na 1,
6 en 12 maanden en daarna jaarlijks gedurende 5 jaar. Er
werd geen verschil in laat-luminaal verlies in de stent na
9 maanden waargenomen tussen de twee stents: 0,10mm
versus 0,11mm (p < 0,0001 voor non-inferioriteit). Ook
het percentage mislukking wat het targetletsel betreft
was vergelijkbaar (4,8% versus 5,3%, p = 0,47), zonder
trombose van de stent. De bekleding van de structuur
was significant beter met de BVS Orsiro
®
(98,3% versus
97,5%, p = 0,042), "maar het belangrijkste verschil", con-
cludeerde Stephan Windecker (Bern, Zwitserland), "was
de geringere hyperplasie van neo-intima met de Orsiro
®
(0,16 versus 0,43mm, p = 0,043)."
In de BIOFLOW-II-studie werden enkel eenvoudige' geval-
len (geen infarct, geen bifurcatio, geen ernstige verkalkin-
gen...) gerekruteerd, en de studie was niet ontworpen om
klinische accidenten te evalueren.
Dr. Dominique-Jean Bouilliez
Referenties op aanvraag
JS0676N
Praktische resultaten van de laatste
klinische studies bij
acute coronaire
syndromen
Na de naakte stents hebben drug eluting
stents
de frequentie van restenose en
coronaire revascularisatie sterk vermin-
derd. Die stents houden een weliswaar
klein, maar significant risico in op late
trombose en overgevoeligheidsreacties,
aldus William Wijns (Aalst) in zijn inlei-
ding op de sessie "From late breaking trial
to clinical practice".
Vandaar het idee om
bioresorbeerbare metalen stents te ont-
wikkelen teneinde de mogelijke schade-
lijke effecten van drug eluting stents te
vermijden en de patiënten gemakkelijker
te kunnen volgen met een MRI of CT-scan.
Een overzicht van de lopende studies.
SOURCE XT (3)
De resultaten van de SOURCE XT-studie, één van
de volledigste registers van TAVI, zijn bijzonder
interessant. Bij analyse van 2.688 patiënten van
gemiddeld 81,5 jaar die de Sapien XTTM-klep
hadden gekregen was de totale sterfte na één
jaar verhoudingsgewijs laag (19,5%), en bedroeg
de incidentie van cerebrovasculair accident 6,3%.
In de SOURCE XT-studie bedroeg de incidentie
van matig tot ernstig paravalvulair lek na één jaar
6,2%. (In de meeste andere registers bedraagt de
incidentie van significant lek na één jaar 10-15%,
een percentage dat weliswaar gestaag daalt naar-
mate de teams meer ervaring opdoen.)
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS