identificatie van genetische afwijkingen die aanleiding geven tot carcinogenese en de ontwikkeling van pro- ducten die de kankeractiveringsroutes efficiënt kunnen inhiberen. Op basis van dit principe konden verschil- lende geneesmiddelen tegen kanker worden gere- gistreerd voor specifieke indicaties (vemurafenib voor melanomen met BRAF V600E-mutatie, crizotinib voor NSCLC's met EML4/AKT-herschikking, vandetanib voor medullaire schildklierkanker met overexpressie van EFR of VEGF...). "Deze mutaties, die zich kunnen manifesteren in duidelijk gedefinieerde fenotypes, verschijnen ook vaak in onverwachte fenotypes, of voor tumoren waarin ze niet waren geïnventariseerd. Vandaar die grootschalige ge- netische profilering", aldus Apostolia Tsimberidou. "Het nut van die profilering is duidelijk aangetoond in het MD Anderson Cancer Center op basis van 1.144 patiënten, waarvan 40,2% ten minste één afwijking had. Deze pa- tiënten behandelen met een geneesmiddel tegen kan- ker dat is afgestemd op het profiel, zorgde voor een hoge meer tijd vooraleer de behandeling niet meer werkte (5,2 vs. 2,2 maanden, p < 0,0001) en een langere overleving (13,4 vs. 9,0 maanden, p < 0,0001) (1)". Ondertussen konden in het kader van dit programma 2.282 weefselstalen wor- den geanalyseerd; 52,2% van de tumoren vertoonde ten minste één afwijking. "De resultaten die werden verkregen op deze grotere schaal bevestigen wat al werd aangetoond op de eerste analyse", vervolgt ze (Figuur 1) (2). Een andere uitdaging is die van de tumorale heterogeni- teit en de variatie van het profiel in de tijd (3), "een uitda- ging die moet worden geïntegreerd in de huidige context, waarin biopsieën van metastasen nog lang geen dagelijkse kost zijn, biopsieën een prijskaartje hebben en het boven- dien soms moeilijk te realiseren is de nodige weefselhoe- veelheid te verkrijgen." Maar het sop is de kolen waard. Op die manier zouden we niet alleen de best mogelijke behandeling moeten kunnen bepalen, maar ook de optimale therapeutische combinaties en het optimale moment om ze te introduceren en te combineren met chemotherapie. Het is in dat kader dat het MD Anderson Cancer Center onlangs de studie IMPACT II opzette. vens van de 35.000 eerste tumoren waarvan het mole- culaire profiel door Caris Life Sciences werd bepaald om enkele punten van reflectie aan te reiken (4). Concreet werden de meest frequente kankers (de 10 meest voor- komende bij beide geslachten) en de 10 zeldzaamste kankers (weliswaar met ten minste 100 gevallen per type kanker) geïnventariseerd voor uiteenlopende af- wijkingen: HER2-amplificatie in de borst, PIK3CA-mutatie Dankzij dit onderzoek konden ook nieuwe en/of onver- wachte doelwitten worden geïdentificeerd, zoals HER2- amplificatie in 6,7% van de gevallen van NSCLC of een KRAS-mutatie in 1,6% van de gevallen van prostaatkan- ker. Tegelijk konden dankzij deze techniek interessante doelwitten worden geïdentificeerd bij bepaalde zeld- zame tumoren: ALK-afwijking in 8,3% van de gevallen van wekedelensarcoom, c-MET-afwijking in 10,5% en amplificatie van het EGFR-gen in 26,4% van de gevallen van melanoom, KRAS-mutatie in 16,3% van de gevallen van cholangiocarcinoom, en expressie van de andro- geenreceptoren in 10% van de gevallen van sarcoom. "Al die ongewone of minder frequente afwijkingen zouden het mogelijk moeten maken om gerichter te behandelen", concludeert von Hoff. In die context werd door hetzelfde team een piloot- studie uitgevoerd naar gemetastaseerde borstkanker. Om te kunnen worden opgenomen in de profilerings- studie, moesten de patiëntes al ten minste drie the- rapielijnen achter de rug hebben, alsook een tijd tot progressie van 6 weken tot 6 maanden met de laatste behandeling (5). De biopsieën werden genomen op gemetastaseerde plaatsen en immunohistochemisch geanalyseerd, met FISH en DNA-microarray, alsook met RPMA (reverse phase protein microarray), een kwantita- tieve mappingtechniek van de eiwitactiveringsroutes. Het hoofddoel van deze studie bij 25 zeer zwaar behan- delde patiëntes (gemiddeld 7,24 therapiekuren) was om de PFS te evalueren als de behandeling werd afgestemd op de profilering, dit in vergelijking met de `normale' PFS. De winst werd beschouwd als klinisch significant indien de verhouding van de PFS's > 1,3 was (6), wat voorkwam bij 40% van de patiëntes (n = 10). De courantst gebruikte doelwitten waren TOPO1, TS, ER/PR, TOP2A, HER2. Zestig procent van de stalen bleek in RPMA overigens een ac- tivering voor de 3 belangrijkste doelwitten te vertonen: pan-HER-AKT; EGFR/SRC/ERK/mTOR; IGFR/RAF/MEK/ PLK1. In die context zijn drie patiëntes nog steeds onder behandeling na respectievelijk 199, 254 en 816 dagen. Dat bewijst niet enkel de haalbaarheid van genoom- en proteoomprofilering om de best mogelijke behandeling te bepalen, maar ook de potentiële winst voor sommigen. nauwkeurigere techniek gebaseerd op gegevens over nog niet goedgekeurde antikankergeneesmiddelen, is haalbaar in de dagelijkse praktijk, zoals is gebleken uit een recente studie. Dankzij de techniek kon ten minste één afwijking worden teruggevonden in 62% van de gevallen, met gemiddeld 1,6 afwijkingen/staal (7). 1. Tsimberidou AM et al. Clin Cancer Res. 2012;18(22):6373-83. 2. Tsimberidou A et al. 2013 ASCO Educational Book; 118-125, available on asco.org/edbook. 3. Gerlinger M et al. N Engl J Med. 2012;366(10):883-92. 4. Gatalica Z, Von Hoff D. ASCO 2013. Abstract#11001. 5. Jameson G. ASCO 2013. Abstract#TPS11123. 6. Von Hoff DD et al. J Clin Oncol. 2010;28(33):4877-83. 7. Miller A. ASCO 2013;Abstract#11020. (MD Anderson Cancer Center) ailur -fr |