background image
De Specialist
12-9
7 november 2012
www.despecialist.eu
16
I
Stresserende levenservaringen
De rol van psychosociale factoren wordt
reeds lang aangeduid als een factor die te-
rugvallen in de hand werkt. Studies tonen aan
dat, in een periode van één tot drie maanden
vóór een crisis, men stressfactoren terug-
vindt. Er is geen specifieke aanleiding, alhoe-
wel men dikwijls het verlies van een geliefde
of van een job, of zelfs verhuizen, aanhaalt.
Meer bepaald voor de hoogste stadia, stelt
men veelal een slaaptekort vast dat een aan-
val uitlokt, alsook stressfactoren die wijzigin-
gen in het sociaal ritme met zich mee kunnen
brengen. De invloed van hormonale verande-
ringen tijdens de postpartumperiode is even-
eens een belangrijk risico voor een terugval.
Levensfactoren hebben echter steeds minder
invloed naarmate de ziekte evolueert. In het
begin is er duidelijk een grotere invloed van
ernstige exogene en situationele elementen.
Later is er een meer autonome en endogene
tendens. Men kent ook het concept van Post
of van kindling, wat overeenkomt met een
opflakkering van crisissen in de loop der tijd,
die men kan vergelijken met een sensibilisa-
tiefenomeen (1).
Cognitieve aspecten en kwaliteit
van de sociale relaties
De cognitieve aspecten bij bipolaire patiën-
ten werden bestudeerd als zijnde een be-
langrijk element van predispositie. Men heeft
ontdekt dat er, over het algemeen, geen grote
verschillen zijn met unipolaire patiënten,
afgezien van het feit dat ze gewoonlijk meer
perfectionistisch zijn en meer zelfkritiek heb-
ben, maar anderzijds een groter zelfrespect in
de euthymische fase.
Overigens hebben ze grotere moeilijkheden
om cognitieve taken uit te voeren, zijn ze
gevoeliger op vlak van afhankelijkheid en
aanhankelijkheid, maar zijn ze wel meer
sociaal aangelegd.
Hun cognitieve benaderingswijze wordt
geactiveerd door stressfactoren wat leidt
tot een emotionele vicieuze cirkel waardoor
een predispositie voor hervallen ontstaat.
Door stoornissen in het denken zal een lichte
stemmingswijziging snel grotere vormen
aannemen. Het gaat hier om een welbekend
therapeutisch onderzoeksthema (1).
Anderzijds heeft de kwaliteit van de persoon-
lijke relaties een invloed op de evolutie van
de stoornis, waardoor patiënten die sociaal
slecht ondersteund worden, sneller een
nieuwe aanval krijgen en kortere remissie-
periodes kennen. Op dezelfde wijze lijken de
emoties die door de entourage geuit worden
in verband te staan met de intensiteit van de
obsessieve symptomen en met een minder
goede evolutie. Om die reden werden de
nabije familieleden en vrienden bij psycho-
educatieve programma's betrokken. Dit heeft
een positieve invloed op de evolutie van de
patiënt, zelfs al heeft deze laatste niet aan
het programma deelgenomen (1).
Factoren uit de opvoeding
Gehechtheid en bipolariteit
We worden regelmatig geconfronteerd met
een tekort aan emotionele zorg, vooral van
de moeder, en met een gebrek aan aandacht
en/of met vormen van overbescherming (1).
Mishandeling en bipolaire stoornis
Dit aspect werd gedurende lange tijd verwaar-
loosd omdat men ervan uitging dat de aan-
doening endogeen was. Het blijkt echter dat
de trauma's meer voorkomen bij een bipolaire
dan bij een unipolaire stoornis. Zo stelt men
vast dat 51% van de bipolaire patiënten meer
verhalen heeft van ernstig misbruik tijdens de
kinderjaren; 37% heeft geleden onder emo-
tioneel misbruik, 24% onder fysiek misbruik,
24% werd emotioneel verwaarloosd, bij 21%
was er seksueel misbruik en bij 12% fysieke
verwaarlozing. Bij een derde van hen zijn er
meerdere vormen van misbruik vast te stellen.
Nu weten we dat deze trauma's niet alleen de
gevoeligheid voor een stoornis verhogen, maar
ook de klinische aspecten en de evolutie ervan
bepalen (2, 3).
Hyperactiviteit en bipolaire stoornis
Er bestaan meningsverschillen omtrent de
rol van het hyperactiviteitssyndroom als risi-
cofactor bij een bipolaire stoornis of als een
vroegtijdige uiting ervan. Bij een kwart van de
hyperactieve patiënten zal later de diagnose
van bipolaire stoornis gesteld worden. Indien
de bipolaire stoornis zich voordoet vóór de
leeftijd van 13 jaar, zal 90% een comorbidi-
teit met het hyperactiviteitssyndroom
vertonen (1).
Hypotheses omtrent
neurologische ontwikkelingen
Er worden kleine neurologische signalen en
neurofysiologische anomalieën gevonden,
maar de studies hieromtrent zijn zeldzaam en
contradictorisch. We melden evenwel dat de
patiënten sensoriële en motorische prestaties
leveren die lager zijn dan deze van de con-
trolegroep met gezonde personen waarmee
vergeleken wordt en dat men wijzigingen in
de P50 vaststelt die wijzen op een defect aan
de filteringremmer.
De gegevens van de neurobeeldvormingen
bezorgen ons veel informatie; ze zijn he-
terogeen, statistisch aantoonbaar, nuttig
voor onderzoek, maar nog niet bruikbaar op
klinisch gebied. Men heeft metabolische en
volumetrische anomalieën kunnen aantonen
met meestal een reductie in de frontale en
prefrontale zones en met negatieve
correlatie met de cognitieve prestaties.
De amygdalae zijn eerder hyperactief en de
streek van de hippocampus hypoactief.
De gegevens betreffende de basale ganglia
zijn contradictorisch. Men heeft kunnen
aantonen dat de emotionele ontregeling, die
met een bipolaire stoornis gepaard gaat, ook
het gevolg kan zijn van een gebrekkige rege-
ling tussen de zone waarvan de amygdalae
en de hippocampus deel uitmaken en het
netwerk van de prefrontale cortex (1, 4).
Neurobiologie
Focus op de hypotheses van de
monoaminen
Betrokkenheid van serotonine, noradrenaline
en dopamine, maar ook van glutamaatexci-
tatie, GABA-remmer, en ten slotte van hista-
mine en acetylcholine.
Betrokkenheid van de factoren
die de synaptische plasticiteit
beïnvloeden
-
Impact van intrasynaptische verhoging
van bepaalde neurotransmitters op de
eenvoudige activering van het transduc-
tiesysteem, dat cytoprotectieve pro-
teïnen (bcl2) produceert en het BDNF
(neurotrofe factor die de ontwikkeling,
de maturatie en de overleving van
neuronen bevordert en een rol speelt
in de synaptische plasticiteit van de
hippocampus). Dit heeft eveneens een
`antidepressiva-achtige' functie en wordt
versterkt door valproïnezuur en verzwakt
door het toxische effect van endocriene
wijzigingen als gevolg van stress.
-
Implicatie van het systeem van een
tweede boodschapper, verhoging van
de G-proteïnes en van de proteïne-
kinase C bij bipolaire stoornis (rol in de
regeling van de synaptische plasticiteit
in de zones van de hippocampus en de
frontale cortex). Lithium zou anti-
maniakaal werken door vermindering
van het effect van de proteïnekinase C (1).
Genetica
Een vergelijkende studie op familiaal gebied
heeft snel duidelijk gemaakt dat er een
N1626N
Zijn stemmingswisselingen bij bipolaire stoornis
endogeen of reactief?
Om de evolutie van de stemmingswisselingen bij een bipolaire
stoornis en hun endogeen en tegelijk reactief karakter beter te be-
grijpen, moet men zich buigen over de etiopathogene hypotheses
van de stoornis zelf. Over het algemeen vermindert de impact van
exogene factoren in de loop der tijd. Maar rekening houdend met
het complex en plurifactorieel determinisme, dat in dit artikel beke-
ken wordt, kan men aannemen dat de evolutie verband houdt met
het genetisch aandeel dat erg verschillend is van patiënt tot patiënt,
alsook met het al dan niet aanwezig zijn van vroege traumatische
levenservaringen. Deze twee elementen zorgen gewoonlijk voor een
meer autonome en ernstige evolutie van de aandoening. Maar wij
moeten nog veel leren en begrijpen, meer bepaald uit de nieuwe
studies die getroffen patiënten opdelen in groepen volgens de
fenotypische kenmerken die zij vertonen...
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS
De invloed van met het leven verbonden factoren wordt
kleiner naarmate de ziekte evolueert.
51% van de patiënten met bipolaire aandoeningen werd
tijdens de kinderjaren ernstig misbruikt.