waaraan professor Arthur Vleugels tijdens zijn academische loopbaan vooral voltijds directeur van het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap (CZV) van de KU-Leuven. Op 19 oktober had zijn emeritaatsviering plaats. De kersverse emeritus is niet de eerste de beste. Lange tijd was hij directielid van de Universitaire Ziekenhuizen Leuven, het grootste ziekenhuis van het land. Via het lidmaatschap en/of voorzitterschap van talloze raden en commissies binnen het Riziv en de FOD Volksgezondheid stuurde Vleugels samen met anderen als een `invisible hand' achter de schermen mee het Belgische gezondheidsbeleid. verscheen onder eindredactie van enkele medewerkers het boek `Ping-Pong. 25 jaar gezondheidszorgbeleid in cursief.' Het werkje is geen liber amicorum in de klassieke zin van het woord. De auteurs laten de professor zelf aan het woord via een selectie van artikels die hij gedurende 18 jaar schreef voor Acta Hospitalia, de wetenschappelijke publicatie van het CZV. De titel is trouwens ontleend aan één van de stukken van professor Vleugels. Verder bevat het boek een voorwoord van De Standaard-redacteur Guy Tegenbos en bijdragen van Vlaams minister van volksgezondheid Jo Vandeurzen (CD&V) en van Jo De Cock, administrateur-generaal van het Riziv. De Cock stelt dat "de teksten van Vleugels vooral appelleren om de hand aan de ploeg te slaan. Rode draad bij de kersverse emeritus is het thema kwaliteit." Cock onder meer de manier waarop België het begrip kwaliteit wil invullen. Daarbij verwijst hij naar een advies uit 2011 van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV). Niet toevallig was professor Vleugels daarvoor de inspiratiebron. beleidsvisie op kwaliteit en een aangepaste ziekenhuiswetgeving in functie van een samenhangend kwaliteitskader. Verder dienen de medische ziekenhuisactiviteiten zo gefinancierd te worden dat ze kwaliteitsvolle zorg valoriseren. betrokken partijen die bepalend zijn voor de zorgkwaliteit. Tevens worden internationale eisen opgelegd. Zo moet ons land tegen oktober 2013 een EU-richtlijn over patiëntenmobiliteit implementeren. Het realiseren van kwaliteit, gebeurt tegen een achtergrond van beperkte middelen en mondiger wordende patiënten. De vraag naar externe verantwoording neemt dus toe en volgens Jo De Cock leidt dit tot een grotere ontsluiting van beschikbare gegevens en data. Voorts moet ook de overheid kwalitatief performant zijn. Geïnspireerd door de Wereldgezondheidsorganisatie startte ons land daarom in 2010 met een periodiek `performantie-rapport'. Dat meet zorg aan de hand van criteria zoals kwaliteit, toegankelijkheid, efficiëntie, duurzaamheid en billijkheid. Een tweede verslag verschijnt eind dit jaar. De administrateur-generaal van het Riziv wijst erop dat de financierings- en betalingswijzen de jongste jaren geëvolueerd zijn van een klassieke `fee for service' subsidiëring naar meer forfaitaire betalingswijzen die vooral het kostenbeheer benadrukken. "Er is echter een nieuwe trend", aldus De Cock. "Want de huidige betalingssystemen van kwaliteit." In de ambulante sector deden zich reeds een aantal "geruisloze" verschuivingen voor via meer structuur- en procesfinanciering. Een voorbeeld van het eerste is het globaal en het elektronisch medisch dossier, een prototype van het tweede zijn de zorgtrajecten. "20% van de huisartsenhonoraria wordt nu zo verdeeld. Tien jaar geleden was dat 1%", stelt de Riziv- topman vast. De ziekenhuizen hebben nog een lange weg te gaan. Het financieringssysteem is gefragmenteerd en duaal waarbij de honorariummassa in de omzet van de ziekenhuizen het bedrag van het Budget Financiële Middelen overtreft. Geneesmiddelenforfaits en de invoering van referentiebedragen zijn voorzetten tot meer kwaliteitsgebonden vergoedingen, stelt De Cock die zich afvraagt of aan de zorgprogramma's geen financieringsluik moet gekoppeld worden. vleugels goede zorgverlening, naar aangepaste financieringsmechanismen en naar een gestroomlijnd en `ontschot' zorglandschap. Het betekent ook de ontwikkeling van moderne organisatietechnieken en het verzekeren van een transparante besluitvorming." Riziv-topman Jo De Cock erop dat vooral patiënten met comorbiditeiten ervaren. Hun behandeling vergt de inbreng van verschillende zorgverleners, elk met hun specifieke deskundigheid. Maar hun diagnostiek en behandeling is vaak nog onvoldoende op elkaar afgestemd. "Er wordt nog teveel vanuit een individuele samengewerkt vanuit de notie van één gemeenschappelijk belang, namelijk het organiseren van de zorg rondom de patiënt als middelpunt." Cock dat geïntegreerde zorgprogramma's een aantal kenmerken gemeenschappelijk hebben. Met name staat de patiënt en zijn noden centraal en speelt de huisarts een cruciale rol om empowerment en zelfmanagement te ondersteunen. Niet onbelangrijk is de nood aan een geijkte aanpak voor personen met gelijkaardige aandoeningen. Hiervoor zijn richtlijnen en processen voorhanden. Ze beschrijven de rol en verantwoordelijkheid van de behoefte aan een vlotte informatie- uitwisseling en een permanente evaluatie en benchmarking van de multidisciplinaire aanpak. Tot slot wijst De Cock erop dat de problematiek van de chronische zorg de volgende jaren prioritair is op de (inter) nationale beleidsagenda's. "Begin 2012 organiseerde de Europese Unie hierover een ruime bevraging. Op basis daarvan wordt binnenkort een reflectienota gepubliceerd. Deze kan wellicht nieuwe inzichten verschaffen," aldus nog de administrateur- generaal. een kwaliteitskenmerk dat in de toekomst aan belang wint. Om de toename van het aantal chronische aandoeningen het hoofd te bieden, is er goede en betaalbare zorg op maat nodig. of voorzitterschap van talloze raden en commissies binnen het Riziv en de FOD Volksgezondheid stuurde Vleugels samen met anderen achter de schermen mee het Belgische gezondheidsbeleid. gebeurt tegen een achtergrond van beperkte middelen en mondiger wordende patiënten. |