![]() 2. Dienst Gynaecologische Oncologie, ZNA Middelheim, Antwerpen 3. Dienst Gynaecologische Oncologie, UZ Gent doening. In 2007 werden er 155 gevallen gerapporteerd tussen 6-77 jaar (5). In 2012 werden er meer dan 250 gevallen gerapporteerd (6). Er is een piekincidentie in de reproductieve jaren, met name tussen de 3° en 5° levens- decade. De tumor komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen met een verhouding van 6,6/1 (2, 7). Chan voordoet bij vrouwen (5). Er is beschreven dat het letsel groeit tijdens de zwangerschap, wat erop wijst dat hor- monen een rol spelen in de ontwikkeling en progressie (8). thesen beschreven. recente cytogenetische en moleculaire studies hebben een verscheidenheid aan mutaties in de genen ontdekt, Het HMGI-C De targetgenen van HMGI-C kunnen misschien het infil- tratieve fenotype van de tumor verklaren. Het moleculaire mechanisme is niet gekend (9, 10). (angiomyofibroblastoma) samen met de solitaire fibreuze tumor, het myofibroblastoma en de vermindering van CD34-reactiviteit en verminderde dif- ferentiatie is gekend bij hematopoïetische cellen. Er wordt verondersteld dat CD34 wel eens het histogenetisch start- punt kan zijn van het continuüm. De CD34-reactiviteit varieert waarschijnlijk van tumor tot tumor, en men ver- onderstelt zelfs dat het in de tijd kan variëren, naargelang de graad van collagene en/of myofibroblastische differen- tiatie (12). wen. Deze tumor werd voor het eerst beschreven in 1983 door Steeper en Rosai. Het is een mesenchymale myxoïde tumor die gemakkelijk 10cm in doorsnede wordt (1). De tumor wordt gekarakteriseerd door zijn trage groei en hij doorgroeien in de omliggende organen zoals de darm, de blaas of de vena cava inferior (2-4). De tumor is pijnloos totdat deze druk begint uit te oefenen op de omliggende organen. De karakteristieke eigenschap van deze tumor is het hoge per- centage van lokaal herval (30-72%). Het is wegens deze recurrentiegraad en het neoplastische karakter van de bloedvaten dat de tumor als een agressief neoplasma wordt beschouwd (1, 4). Heelkundige verwijdering is de voorkeursbehandeling, maar GnRH-agonisten worden beschouwd als een opkomende therapie. |