background image
29
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 9
2013
Casus nr. 2
Mevr. M.G.S. (G4P2A2) is 32 jaar. Ze heeft 2 levende kin-
deren ter wereld gebracht via normale weg en heeft twee
misvallen gehad. Haar antecedenten: stadium 4-endome-
triose, ernstige baarmoederhalsdysplasie die regelmatig
wordt gevolgd (laatste uitstrijkje normaal), een appendi-
cectomie en liesbreukchirurgie op de leeftijd van 3 jaar. De
patiënte klaagt van chronische pijn in de onderbuik, die
niet verbetert met de gebruikelijke pijnstillers. Bij vaginaal
toucher is de baarmoeder gevoelig bij mobilisatie. Een en-
dovaginale echografie van het bekken toont normale uit-
komsten. Er wordt een explorerende chirurgie via chromo-
laparoscopie uitgevoerd wegens endometriose. Peropera-
tief wordt vastgesteld dat de douglasholte afgesloten is
door vergroeiingen en werden pseudocysten van endome-
triose gezien. Het rechterovarium vertoont een implantaat
van endometriose, het linkerovarium is normaal. Er zitten
tal van pseudocysten op de fundus en de achterkant van
de baarmoeder (
Figuren 1 en 2). De endometriosehaar-
den op het ovarium en de baarmoeder worden behan-
deld met CO
2
-laseradhesiolyse en vaporisatie. Er worden
monsters afgenomen van het endometriose weefsel en de
tussenwand voor pathologisch-anatomisch onderzoek.
Het onderzoek toont cysten die bekleed zijn met een ci-
lindrisch epitheel, dat hier en daar trilharen bevatte. Het
weefsel rond de cysten is zeer oedemateus en bevat geen
endometrium. Calretinine en CEA zijn negatief en CA125
is positief. Het histologische en immunohistochemische
aspect was dat van een ES.
Bespreking
Bij een chirurgische ligatuur van de eileiders wordt in
2,4% van de gevallen endosalpingiose teruggevonden (3).
In een retrospectieve studie van 51 vrouwen die een la-
paroscopie hadden ondergaan wegens chronische pijn
in de onderbuik, werd in 11,8% van de gevallen een ES
gediagnosticeerd (4, 5), zoals bij onze tweede patiënte.
In een andere studie (6) werd ES teruggevonden bij 7%
van de premenopauzale vrouwen bij wie een laparoscopie
werd uitgevoerd.
ES wordt gekenmerkt door klieren afgelijnd met een tubair
trilhaarepitheel. Gewoonlijk betreft het een toevallige ont-
dekking, vaak in het kader van een sereuze ovariumkanker.
Soms vormt de ES een tumorale massa (7-9). Het is een
goedaardige aandoening, maar er werden ook atypische
afwijkingen van het epitheel gerapporteerd. We spreken
dan van `atypische endosalpingiose' (10).
Histologisch wordt ES gekenmerkt door een eileiderepitheel
dat drie soorten cellen bevat: trilhaarcellen, secernerende
slijmvliescellen zonder trilharen en intercalaire cellen op een
ectopische plaats. Macroscopisch kan het gaan om gewone
cysten of een complexere, papillaire architectuur. Micro-
scopisch gaan inclusies van dat laatste type gepaard met
psammomen (11). Het stroma is niet bloederig.
Endometriose wordt gekenmerkt door aanwezigheid van
endometriumklieren en stroma. Dat laatste is vaak bloede-
rig als gevolg van de respons van het weefsel op hormo-
nale prikkels. Een psammoom is weliswaar niet pathogno-
monisch voor ES, maar wordt niet gezien bij endometriose
en kan dus een diagnostische waarde hebben.
De hypothesen over de pathogenese van ES zijn vergelijk-
baar met die van endometriose. Er bestaan vijf theorieën
om de pathofysiologische mechanismen van endome-
triose te beschrijven:
- transplantatie: het eileiderslijmvlies wordt tijdens een
operatie overgeplant op het peritoneum;
- directe uitbreiding: het eileiderepitheel breidt zich via
vergroeiingen uit naar het peritoneum;
- coelomische metaplasie: de coelomische peritoneale
cellen zijn multipotent en kunnen zich differentiëren
tot een eileiderepitheel;
- reactief: salpingitis met overmatige proliferatie van
eileiderepitheel tijdens het herstelproces;
- metastastisch: door diffusie via de lymfevaten.
Die theorieën sluiten elkaar niet uit, maar er zouden ook
nog andere mechanismen kunnen meespelen.
Het natuurlijke verloop van ES is niet heel duidelijk. Ge-
woonlijk zien we verkalking en resorptie. Dat verklaart de
hoge incidentie van psammomen bij ES. ES komt zelden
voor bij kinderen en postmenopauzale vrouwen.
Daarom denken we dat de ES ontstaat na de menarche
en atrofieert na de menopauze. Voorts werd een spontane
Figuren 1 en 2: Laparoscopisch beeld: pseudocysten van
endosalpingiose op de fundus en de achterkant van de
baarmoeder.