nominaal 35mg agalsidase bèta. Na reconstitutie met 7,2ml water voor injecties bevat elke flacon Fabrazyme 5mg/ml (35mg/7ml) agalsidase bèta. De gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund (zie rubriek 6.6). Agalsidase bèta is een recombinante vorm van humaan -galactosidase en wordt geproduceerd door middel van recombinant DNA-technologie in Chinese Hamster Ovarium (CHO) cellen. Zowel de aminozuurvolgorde van de recombinante vorm als de nucleotide volgorde die daarvoor codeert, zijn identiek aan de natuurlijke vorm van -galactosidase. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM: Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie. Witte tot gebroken witte gelyofiliseerde cake of poeder. 4. KLINISCHE GEGEVENS. 4.1 Therapeutische indicaties: Fabrazyme is geïndiceerd voor langdurige enzym-substitutietherapie bij patiënten met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry (-galactosidase A deficiëntie). Fabrazyme is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen, kinderen en adolescenten vanaf 8 jaar. 4.2 Dosering en wijze van toediening: Een behandeling met Fabrazyme moet onder toezicht staan van een arts die ervaring heeft met de behandeling van patiënten met de ziekte van Fabry of andere aangeboren metabole ziekten. Dosering: De aanbevolen dosis Fabrazyme is 1mg/kg lichaamsgewicht om de 2 weken toegediend als intraveneuze infusie. Er zijn alternatieve doseringsschema's in klinische onderzoeken gebruikt. In een van deze onderzoeken kregen sommige patiënten na een aanvangsdosis van 1,0 mg/kg om de 2 weken gedurende 6 maanden, een dosis van 0,3mg/kg om de 2 weken waarbij de klaring van GL-3 in bepaalde celtypen kon worden gehandhaafd; het is echter nog niet duidelijk wat het klinische belang van deze resultaten is op de lange termijn (zie rubriek 5.1). Aanvankelijk mag de infusiesnelheid niet hoger zijn dan 0,25mg/min (15mg/uur) om de kans op het optreden van infusiegerelateerde bijwerkingen zo klein mogelijk te maken. Nadat de tolerantie bij de patiënt is vastgesteld, mag de infusiesnelheid bij opeenvolgende infusies geleidelijk worden verhoogd. Voor patiënten die de infusies goed verdragen, kan er overwogen worden de infusie met Fabrazyme thuis toe te dienen. De beslissing om een patiënt te laten overschakelen op thuisinfusie, moet worden gemaakt na evaluatie en aanbeveling door de behandelend arts. Patiënten die bijwerkingen ervaren tijdens het toedienen van thuisinfusies, moeten onmiddellijk stoppen met de infusie en een gezondheidsverlener raadplegen. De volgende infusies moeten mogelijk in het ziekenhuis worden toegediend. De doseer- en infusiesnelheid moeten thuis constant worden gehouden en mogen niet worden gewijzigd zonder de supervisie van een gezondheidsverlener. Speciale populaties. Patiënten met een verminderde nierfunctie: Bij patiënten met nierinsufficiëntie hoeft de dosis niet te worden aangepast. Patiënten met een verminderde leverfunctie: Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd met patiënten met leverinsufficiëntie. Oudere patiënten: De veiligheid en werkzaamheid van Fabrazyme bij patiënten ouder dan 65 jaar zijn niet vastgesteld en voor dergelijke patiënten kan momenteel geen dosering worden aanbevolen. Pediatrische patiënten: Er zijn geen onderzoeken verricht bij kinderen van 0-7 jaar en er kan op dit moment geen doseringsschema worden aanbevolen voor patiënten in deze leeftijdsgroep, aangezien de veiligheid en werkzaamheid niet voor deze groep vastgesteld zijn. Voor kinderen van 8-16 jaar hoeft de dosis niet aangepast te worden. Wijze van toediening: Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6. 4.3 Contra-indicaties: Levensbedreigende overgevoeligheid (anafylactische reactie) voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. 4.8 Bijwerkingen. Samenvatting van het veiligheidsprofiel: Aangezien agalsidase bèta (r-hGAL) een recombinant eiwit is, wordt verwacht dat patiënten met weinig of geen residuele enzymactiviteit IgG-antilichamen ontwikkelen. Patiënten met antilichamen tegen r-hGAL hebben een grotere kans op infusiegerelateerde bijwerkingen. Een klein aantal patiënten heeft bijwerkingen ondervonden die wijzen op onmiddellijke (type I) overgevoeligheid (zie rubriek 4.4). Erg vaak voorkomende bijwerkingen waren onder meer koude rillingen, pyrexie, het koud hebben, misselijkheid, braken, hoofdpijn en paresthesie. Zevenenzestig procent (67%) van de patiënten had ten minste één infusiegerelateerde bijwerking. Er werden anafylactoïde reacties gemeld in de periode na het in de handel brengen. Opsomming van bijwerkingen in tabelvorm: De bijwerkingen die zijn gemeld in klinische studies bij in totaal 168 patiënten (154 mannen en 14 vrouwen) die met Fabrazyme werden behandeld, dat werd toegediend als een dosis van 1mg/kg elke 2 weken voor minimaal één infuus tot maximaal 5 jaar, staan beschreven in de onderstaande tabel per Systeem / Orgaanklasse en frequentie (zeer vaak 1/10, vaak 1/100 tot < 1/10 en soms 1/1.000 tot < 1/100). Gezien het relatief geringe aantal behandelde patiënten, wordt het optreden van een bijwerking bij één patiënt gedefinieerd als `soms'. Bijwerkingen die alleen tijdens de post-marketingperiode zijn gemeld, worden ook in onderstaande tabel vermeld bij de frequentiecategorie `niet bekend' (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). De bijwerkingen waren meestal licht tot matig van aard. of matige dyspneu, hypoxie (verminderde zuurstofsaturatie), een beklemmend gevoel op de keel, een ongemakkelijk gevoel op de borst, roodheid van het gezicht, pruritus, urticaria, oedeem van het gezicht, angioneurotisch oedeem, rhinitis, bronchospasmen, tachypneu, piepende ademhaling, hoge bloeddruk, lage bloeddruk, tachycardie, hartkloppingen, buikpijn, misselijkheid, braken, infusiegerelateerde pijn, waaronder pijn aan de extremiteiten, myalgie en hoofdpijn. De infusiegerelateerde bijwerkingen werden behandeld door verlaging van de infusiesnelheid gecombineerd met de toediening van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's), antihistaminica en/of corticosteroïden. Zevenenzestig procent (67%) van de patiënten ondervond ten minste één infusiegerelateerde bijwerking. De frequentie van deze bijwerkingen nam met de tijd af. De meeste van deze bijwerkingen kunnen worden toegeschreven aan de vorming van IgG-antilichamen en/of complementactivering. Bij een beperkt aantal patiënten zijn IgE-antilichamen aangetoond (zie rubriek 4.4). Pediatrische patiënten: Er is beperkte informatie die suggereert dat het veiligheidsprofiel van een behandeling met Fabrazyme bij kinderen (ouder dan 7) niet afwijkt van dat bij volwassenen. 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Genzyme Europe B.V., Gooimeer 10, NL-1411 DD Naarden, Nederland. 8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: EU/1/01/188/001-003. Geneesmiddel op medisch voorschrift. 9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING: Datum van eerste vergunning: 03 augustus 2001. Datum van laatste herziening: 03 augustus 2006. 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 11/2011. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu). |