man en paard genoemd. Vertrek- kende vanuit een KCE-rapport uit kerregister gaf de CM aan waar slokdarm- kanker goed en waar het minder goed behandeld wordt. Jaarlijks zijn er in België circa 900 geval- len van deze moeilijk te behandelen vorm van kanker. Gemiddeld heeft een patiënt slechts 21% kans om vijf jaar na de diag- nose nog in leven te zijn. Die overlevings- kans na vijf jaar ligt echter wel tot vier keer hoger in een ziekenhuis met ervaring. Dat wil zeggen: in ziekenhuizen waar men minimaal twintig operatieve ingrepen per jaar uitvoert. In Vlaanderen zijn 45 tot 70% van de ge- rechtigden bij de CM aangesloten. Die cij- fers extrapoleerde het ziekenfonds. Alleen de universitaire ziekenhuizen van Gent (32) en Leuven (62) halen de norm van 20 CM-patiënten. Het AZ St.-Jan Brugge- Oostende haalt nog 11 ingrepen per jaar. In alle andere Vlaamse ziekenhuizen gaat het om (veel) minder dan tien ingrepen per jaar. Omdat haar marktaandeel er la- ger ligt, geeft de CM geen cijfers over Wal- lonië en Brussel. Men beperkt zich tot de mededeling dat "de gegevens voor Wallo- nië en Brussel in dezelfde richting wijzen." CM-voorzitter Marc Justaert stelt dat hij met zijn demarche in de eerste plaats de patiënten en de verwijzende artsen wou informeren. Tevens bepleit hij een ratio- nalisatie van het zorgaanbod. Niet elk ziekenhuis moet elk type gespecialiseerde zorg blijven aanbieden. van chirurgenverenigingen, benadrukt dat men de postoperatieve sterfte moet on- derscheiden van de tweejaarsoverleving. Voor de onmiddellijke sterfte, aldus de chirurgen, is de kwaliteit van de nazorg doorslaggevend en deze is niet gelinkt aan het volume ingrepen. "De kwaliteit van de nazorg hangt samen met het totaalvo- lume geopereerde patiënten dat men op intensieve zorg opvolgt." Daaronder vallen dus ook de patiënten die een hart-, long-, pancreas-, darmoperatie ondergingen. Vol- gens de Belgische chirurgen zijn er naast de twee UZ's in Vlaanderen én Wallonië per provincie nog twee à drie ziekenhui- "Mits correcte omkadering zijn ze in staat elke zware pathologie te behandelen." Het Collegium beveelt een versteviging van deze structuren aan. "Samenwerking en gezamenlijke registratie van resultaten leidt tot kwaliteitsverbetering. Een her- groepering per provincie is een mogelijke optie. Maar ook de bijbehandelingen door de medische diensten zijn cruciaal", aldus het Collegium Chirurgicum. "In deze volg- orde zijn structurele omkadering, samen- werking en multidisciplinariteit de sluit- stenen voor een optimale kankerzorg." en ICURO reageerden gezamenlijk en vin- den "een goed doordachte concentratie van centra aangewezen". Ze wijzen ook op een belangrijk manco in de gegevens gerapporteerd aan het Kankerregister. Ze bevatten namelijk geen informatie over het kankerstadium. Volgens beide koepels zijn er heel wat ar- gumenten pro het transparant verschaf- fen van informatie over de geleverde zorgkwaliteit. De ziekenhuizen verwijzen naar de aanpak van borstkanker. Op ba- sis van de KCE-studie hierover en in sa- menwerking met de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (VVOG) en de Belgian Section for Breast Surgeons (BSBS) bepaalde men een basisset pro- ces- en outcome-indicatoren. Vervolgens valideerde het Kankerregister deze indi- catoren in samenwerking met experten afgevaardigd vanuit het Vlaams Indicato- renproject voor Patiënten en Professio- nals. Het project stimuleert ziekenhuizen om deze indicatoren kenbaar te maken. Dat is gepland voor het najaar. kenfondsen (LOZ) van zijn kant benadrukt dat zorgkwaliteit complexer is dan enkel het aantal uitgevoerde verstrekkingen. Ze wijzen op andere meetbare en objec- tiveerbare indicatoren zoals mortaliteit, heropnames enzoverder. De LOZ is voor- stander van referentiecentra waar experti- se aanwezig is voor hooggespecialiseerde en complexe behandelingen. "Dat komt niet alleen de kwaliteit ten goede, het onvoldoende expertise kunnen patiënten beter doorverwijzen," zo luidt het. De opdracht van de ziekenhuizen, de huis- arts die de patiënt begeleidt én de zieken- fondsen is de mensen wegwijs te maken. "De ziekenfondsen", aldus de LOZ, "beschik- ken bovendien over de kostprijs van de be- handeling. Daardoor kunnen ze hun leden ook aanvullende informatie bezorgen. Want efficiëntie veronderstelt niet alleen het me- ten van kwaliteit maar ook dat rekening wordt gehouden met de maatschappelijke kostprijs. Een ziekenhuis kan erg performant zijn maar tegen een extreem hoge kost. Dat is dan niet meer efficiënt." Tot slot beveelt de LOZ aan om de KCE- rapporten meer te integreren in het beleid en ze zoals in het Verenigd Koninkrijk met het National Institute for Health and Care Excellence (NICE) een meer dwin- gend karakter te geven. slot is "uitermate tevreden met de beslis- sing van de CM" om namen te noemen, maar vindt dit slechts een eerste stap. In verschillende kwaliteitsindicatoren toe- gankelijk gemaakt worden voor elk type kanker. De Vlaamse overheid beschikt over een deel van de informatie. De VLK vraagt "met aandrang" deze beschikbaar te stel- len en "snel werk te maken van een goede registratie en transparantie van de kwali- teitsindicatoren waarover ze nog niet be- schikt." Ook de federale overheid draagt verantwoordelijkheid in de zorg bij zeld- zame kankers. "Een KB uit 2003 voorziet in de oprichting van speciale programma's voor oncologische zorg. Tien jaar later zijn er nog steeds geen normen", dixit de VLK. De Kankerliga roept de federale en de Vlaamse overheid op om samenwerking tussen ziekenhuizen te stimuleren. Zo ontstaat een concentratie van exper- tise om zeldzame of complexe kankers te behandelen. "De terugbetaling van de behandeling beperken tot ziekenhuizen met voldoende expertise zou hierbij een mogelijkheid kunnen zijn. Waarschijnlijk is dat de enige methode om de ziekenhuizen voor hun verantwoordelijkheid te plaat- sen," aldus nog de VLK. in juni droog meedeelde dat enkel de universitaire ziekenhuizen van Gent en Leuven slokdarmkanker optimaal behandelen. Althans gemeten aan de hand van het aantal ingrepen. De andere Vlaamse ziekenhuizen halen de norm van 20 operaties per jaar niet. Gemiddeld heeft een patiënt slechts 21% kans om vijf jaar na de diagnose nog in leven te zijn. |