![]() ter van de Provinciale Raad van West-Vlaanderen eind november artsen. Aan de hand van de centrale vraag, `nood aan een (nieuwe) code van genees- kundige plichtenleer?', ventileerde hij en- kele interessante persoonlijke reflecties. diensthoofd intensieve geneeskunde in het stedelijk ziekenhuis Roeselare, erop dat zelfregulering een `oervorm' van regu- lering is. Het dateert uit de tijd dat inmen- ging van de overheid nog marginaal was. Daarnaast is het ook een nieuwe vorm van regulering waarmee gereageerd wordt op een overbevraagde, in gebreke blijvende overheid. plichtenleer niet noodzakelijk moeten vastliggen in een formele tekst. "Zelfs in- dien dit wel het geval is, dan nog zullen afwijkingen mogelijk zijn. Dit wekt onver- mijdelijk de indruk van rechtsonzekerheid", aldus dr. Wostyn. Vandaar de nood aan een bindende code. "Dat kan door de koning de code bindend te laten verklaren. Dit biedt de provinciale raden de duidelijkheid die er nu niet is. Nu zijn er immers verschillende interpretaties mogelijk. Dat zorgt voor een mogelijk ongezonde concurrentie onder de autonome provinciale raden." nieuwe basiscode kort te houden. "Het moet een `grondwet' zijn met algemene basisprincipes. Die principes verwijzen naar democratisch tot stand gekomen wetge- ving of hiërarchisch hoger gerangschikte tenrechten en verplichtingen geformuleerd in de Wet Uitoefening Geneeskunst er deel van uit. Lieven Wostyn: "Een basiscode hoeft niet steeds de wet achterna te hol- len. Ik verwijs naar een typisch voorbeeld: artikel 95 e.v. betreffende het naderend le- venseinde. De euthanasiewetgeving kwam er in 2002, een wijziging van de Code ge- beurde pas in 2006... Wat intussen?" En de Orde der Geneesheren kan de wetgeving dan wel `finetunen' maar uiteraard kan dat niet tegen de wet in gebeuren. woordelijkheid vooral een spiegel moet zijn van de "ware deontologische regels". Anders gezegd: de regels dienen het positivisme van de arts- patiëntrelatie uit te stralen. "Daarbij is de zogenaamde `eer en waardigheid van het beroep' alleen, an sich achterhaald", vindt hij. Voorop moet de kwaliteit van de zorg en therapeutische verantwoordelijkheid staan en niet een "ongebreidelde therapeu- tische vrijheid met gemeenschapsgelden". expertise en inzet van de zorgverleners. Maar ook de patiënt draagt verantwoor- delijkheid. Dat impliceert onder meer dat hij de consequenties draagt van niet- nagekomen afspraken. "De omgeving van de patiënt mag ook niet verhinderen dat geneeskundige zorg wordt verstrekt." In navolging van artikel 3 van de Code is een arts-patiëntrelatie loyaal en "zo symme- trisch mogelijk". Ook dat impliceert pati- entenplichten. vorming van de Orde de preventieve bevoegdheid `niet mis te verstaan' om- schreven moet worden. Via haar adviezen dient de nationale raad ook normerende bevoegdheid te krijgen. Adviezen moeten gepubliceerd worden en dienen toetsbaar te zijn aan de hiërarchie van rechtsbron- nen." Als al die voorwaarden vervuld zijn, is de Orde niet voorbijgestreefd; een mo- dernere tuchtwet is wel aangewezen. geneeskundige plichten? code van geneeskundige plichtenleer. Deze nieuwe basiscode moet een soort van `grondwet' zijn met louter algemene princi- pes voor de arts. Er is immers al veel regelgevend werk verricht in het gezondheidsrecht." De Groot in zijn proefschrift `On- derzoek naar een doeltreffend Met die thesis behaalde hij een doctoraat medische wetenschappen aan de VUB. De Groot (65) is indrukwekkend. Tussen 1973 en 1999 was hij huisarts in Boom. Daaraan kwam een einde toen hij in 1999 benoemd werd tot rechter bij het Grond- wettelijk Hof. Ondertussen zetelde De Groot ook jarenlang voor (Open) VLD in diverse parlementen, was hij prof aan de VUB, burgemeester van Boom, lid van het Raadgevend comité voor bio-ethiek, enzo- voort. na aan het hart. Zo publiceerde De Groot bijvoorbeeld al in 1998 een boek met een uitgewerkt hervormingsvoorstel voor de geschiedenis om u tegen te zeggen. Geen wonder dus dat voor zijn thesisverdedi- ging op 9 december heel wat prominenten naar het UZ Brussel afzakten. worden door een Orde die "doeltreffend, efficiënt en eigentijds is en het algemeen belang dient". Dat is in een notendop zijn stelling. Centraal in het betoog van De parant tuchtorgaan voor gezondheidsbe- roepen. Die tuchtraad wordt bevolkt door beroepsgenoten die slechts eenmalig voor een periode van zes jaar gekozen kunnen magistraat. ten. Op een dynamische manier sluit het aan bij andere maatschappelijke geledin- gen. Het vormt de emanatie van de Orde." De tuchtraad is niet oubollig en vormt geen op zichzelf staand eiland. Integen- deel, voor De Groot is overleg en samen- werking met o.a. het Riziv, de Provinciale Geneeskundige Commissies en de FOD Volksgezondheid essentieel. Door trans- parant op te treden, door er de klager bij te betrekken en door in grote mate toe- gankelijk te zijn onder meer via publica- ties kan het vertrouwen van de publieke opinie gewonnen worden en vergroot de rechtszekerheid. cedure moet gelden? Prof. De Groot ver- wijst naar de Europese regelgeving op de beroepskwalificaties (richtlijn 2005/36/ EG). Daarin is een tuchtprocedure opge- nomen voor artsen, apothekers, tandart- sen, vroedvrouwen, kinesitherapeuten en verpleegkundigen. beroepen transparant is. Zo overtuigt het de publieke opinie van het algemeen belang. Een tuchtprocedure is daarbij slechts een laatste redmiddel. Het gaat niet enkel over sanctionerende bevoegdheden, ook begeleidend optreden is van belang." |