background image
8
I
Medi-Sfeer
432
26 december 2013
D
at zei dr. Lieven Wostyn, voorzit-
ter van de Provinciale Raad van
West-Vlaanderen eind november
bij de eedaflegging van de gepromoveerde
artsen. Aan de hand van de centrale vraag,
`nood aan een (nieuwe) code van genees-
kundige plichtenleer?', ventileerde hij en-
kele interessante persoonlijke reflecties.
Formele tekst overbodig
Bij wijze van inleiding wees dr. Wostyn,
diensthoofd intensieve geneeskunde in
het stedelijk ziekenhuis Roeselare, erop
dat zelfregulering een `oervorm' van regu-
lering is. Het dateert uit de tijd dat inmen-
ging van de overheid nog marginaal was.
Daarnaast is het ook een nieuwe vorm van
regulering waarmee gereageerd wordt op
een overbevraagde, in gebreke blijvende
overheid.
Lieven Wostyn stelde dat regels inzake
plichtenleer niet noodzakelijk moeten
vastliggen in een formele tekst. "Zelfs in-
dien dit wel het geval is, dan nog zullen
afwijkingen mogelijk zijn. Dit wekt onver-
mijdelijk de indruk van rechtsonzekerheid",
aldus dr. Wostyn. Vandaar de nood aan een
bindende code. "Dat kan door de koning de
code bindend te laten verklaren. Dit biedt
de provinciale raden de duidelijkheid die er
nu niet is. Nu zijn er immers verschillende
interpretaties mogelijk. Dat zorgt voor een
mogelijk ongezonde concurrentie onder de
autonome provinciale raden."
Voor de arts uit Roeselare is het zaak de
nieuwe basiscode kort te houden. "Het
moet een `grondwet' zijn met algemene
basisprincipes. Die principes verwijzen naar
democratisch tot stand gekomen wetge-
ving of hiërarchisch hoger gerangschikte
regelgeving. Onder meer maken de patiën-
tenrechten en verplichtingen geformuleerd
in de Wet Uitoefening Geneeskunst er deel
van uit. Lieven Wostyn: "Een basiscode
hoeft niet steeds de wet achterna te hol-
len. Ik verwijs naar een typisch voorbeeld:
artikel 95 e.v. betreffende het naderend le-
venseinde. De euthanasiewetgeving kwam
er in 2002, een wijziging van de Code ge-
beurde pas in 2006... Wat intussen?" En de
Orde der Geneesheren kan de wetgeving
dan wel `finetunen' maar uiteraard kan dat
niet tegen de wet in gebeuren.
Therapeutische verant-
woordelijkheid
Dr. Wostyn is van oordeel dat de Code
vooral een spiegel moet zijn van de "ware
deontologische regels". Anders gezegd: de
regels dienen het positivisme van de arts-
patiëntrelatie uit te stralen. "Daarbij is de
zogenaamde `eer en waardigheid van het
beroep' alleen, an sich achterhaald", vindt
hij. Voorop moet de kwaliteit van de zorg
en therapeutische verantwoordelijkheid
staan en niet een "ongebreidelde therapeu-
tische vrijheid met gemeenschapsgelden".
Kwaliteit staat of valt nog steeds met de
expertise en inzet van de zorgverleners.
Maar ook de patiënt draagt verantwoor-
delijkheid. Dat impliceert onder meer
dat hij de consequenties draagt van niet-
nagekomen afspraken. "De omgeving van
de patiënt mag ook niet verhinderen dat
geneeskundige zorg wordt verstrekt." In
navolging van artikel 3 van de Code is een
arts-patiëntrelatie loyaal en "zo symme-
trisch mogelijk". Ook dat impliceert pati-
entenplichten.
Tot slot vindt Wostyn dat bij "een her-
vorming van de Orde de preventieve
bevoegdheid `niet mis te verstaan' om-
schreven moet worden. Via haar adviezen
dient de nationale raad ook normerende
bevoegdheid te krijgen. Adviezen moeten
gepubliceerd worden en dienen toetsbaar
te zijn aan de hiërarchie van rechtsbron-
nen." Als al die voorwaarden vervuld zijn,
is de Orde niet voorbijgestreefd; een mo-
dernere tuchtwet is wel aangewezen.
G.V.
MS8124N
Een `grondwet' voor
geneeskundige plichten?
"Er is nood aan een nieuwe, door de koning bindend verklaarde
code van geneeskundige plichtenleer. Deze nieuwe basiscode
moet een soort van `grondwet' zijn met louter algemene princi-
pes voor de arts. Er is immers al veel regelgevend werk verricht
in het gezondheidsrecht."
BEROEPSNIEUWS
D
ie stelling verdedigt prof. Etienne
De Groot in zijn proefschrift `On-
derzoek naar een doeltreffend
tuchtrecht voor gezondheidsberoepen'.
Met die thesis behaalde hij een doctoraat
medische wetenschappen aan de VUB.
Voor een goed begrip: de carrière van dr.
De Groot (65) is indrukwekkend. Tussen
1973 en 1999 was hij huisarts in Boom.
Daaraan kwam een einde toen hij in 1999
benoemd werd tot rechter bij het Grond-
wettelijk Hof. Ondertussen zetelde De
Groot ook jarenlang voor (Open) VLD in
diverse parlementen, was hij prof aan de
VUB, burgemeester van Boom, lid van het
Raadgevend comité voor bio-ethiek, enzo-
voort.
Het thema van zijn doctoraat ligt hem
na aan het hart. Zo publiceerde De Groot
bijvoorbeeld al in 1998 een boek met een
uitgewerkt hervormingsvoorstel voor de
Orde van Geneesheren. Kortom, een voor-
geschiedenis om u tegen te zeggen. Geen
wonder dus dat voor zijn thesisverdedi-
ging op 9 december heel wat prominenten
naar het UZ Brussel afzakten.
Blauwdruk
De huidige organisatie moet vervangen
worden door een Orde die "doeltreffend,
efficiënt en eigentijds is en het algemeen
belang dient". Dat is in een notendop zijn
stelling. Centraal in het betoog van De
Groot staat een nieuw op te richten trans-
parant tuchtorgaan voor gezondheidsbe-
roepen. Die tuchtraad wordt bevolkt door
beroepsgenoten die slechts eenmalig voor
een periode van zes jaar gekozen kunnen
worden. De leiding is in handen van een
magistraat.
De Groot: "In dit toporgaan moet vuur zit-
ten. Op een dynamische manier sluit het
aan bij andere maatschappelijke geledin-
gen. Het vormt de emanatie van de Orde."
De tuchtraad is niet oubollig en vormt
geen op zichzelf staand eiland. Integen-
deel, voor De Groot is overleg en samen-
werking met o.a. het Riziv, de Provinciale
Geneeskundige Commissies en de FOD
Volksgezondheid essentieel. Door trans-
parant op te treden, door er de klager bij
te betrekken en door in grote mate toe-
gankelijk te zijn ­ onder meer via publica-
ties ­ kan het vertrouwen van de publieke
opinie gewonnen worden en vergroot de
rechtszekerheid.
Vraag is tot slot voor wie een tuchtpro-
cedure moet gelden? Prof. De Groot ver-
wijst naar de Europese regelgeving op de
beroepskwalificaties (richtlijn 2005/36/
EG). Daarin is een tuchtprocedure opge-
nomen voor artsen, apothekers, tandart-
sen, vroedvrouwen, kinesitherapeuten en
verpleegkundigen.
Geert Verrijken
MS8124BN
Naar een doeltreffend tuchtrecht?
"Essentieel is dat een nieuw tuchtorgaan voor gezondheids-
beroepen transparant is. Zo overtuigt het de publieke opinie
van het algemeen belang. Een tuchtprocedure is daarbij slechts
een laatste redmiddel. Het gaat niet enkel over sanctionerende
bevoegdheden, ook begeleidend optreden is van belang."
De Groot:
"In dit toporgaan moet vuur zitten.
Op een dynamische manier sluit het aan bij andere
maatschappelijke geledingen. Het vormt de emanatie
van de Orde."