background image
16
I
Medi-Sfeer
432
26 december 2013
D
e incidentie van schildkliertu-
moren verschilt sterk van land
tot land. België zit ergens in het
midden met 9,1 nieuwe gevallen/10.000
vrouwen (3,2/10.000 mannen) in 2008
(Figuur 1) (1). De mortaliteit is sinds
25 jaar stabiel met een overleving van
ten minste 30 jaar bij 90% van de pa-
tiënten met gedifferentieerde schild-
klierkanker. De overleving op 10 jaar is
duidelijk minder goed in geval van ge-
metastaseerde (80%) of anaplastische
schildklierkanker (13%) (2). "En ook de
klinische presentatie van schildkliertu-
moren verschilt sterk, van klinisch niet
significant tot zeer agressief met een
mortaliteit die kan oplopen tot 50%
op 5 jaar", aldus prof. Patrick Schöffski.
Gelukkig hebben de meeste patiënten
met een schildkliertumor geen enkele
systemische behandeling nodig. Maar
de meerderheid van de patiënten met
een weinig gedifferentieerde of anaplas-
tische tumor zal overlijden als gevolg
van de kanker ondanks een agressieve
behandeling.
Gedifferentieerde
schildklierkanker
Deze vorm is vaker papillair (90%) dan
folliculair (10%) en vertegenwoordigt
90-95% van alle schildklierkankers. Hij
kan in veel gevallen worden genezen met
chirurgie, soms gevolgd door een behan-
deling met radioactief jodium, en in alle
omstandigheden het gebruik van thyroxi-
ne ad vitam om het TSH ondetecteerbaar
te maken. Maar 8% van de patiënten kan
een lokaal recidief vertonen. 50% van de
patiënten met metastasen zal overlijden
als gevolg van hun ziekte (3). Deze me-
tastasen, die optreden in 5-25% van de
gevallen, zijn in één op de twee gevallen
synchroon, meestal ter hoogte van de lon-
gen en het botweefsel.
Ze nemen in 2 op de 3 gevallen I-131 op,
een behandeling die verschillende keren
zal worden herhaald (met een interval van
3-9 maanden). Er is geen enkele maximale
cumulatieve dosis bepaald, maar ze mag
bij één persoon nooit hoger zijn dan 2Gy
om beenmergaandoeningen te vermijden
(beenmergdepressie, myelodysplastisch
syndroom, leukemie). Bij een derde van de
patiënten die op deze manier worden be-
handeld, wordt radiologische normalisatie
van de pulmonale uitzaaiingen verkregen.
Het aantal recidieven op 10 jaar is overi-
gens < 10%.
Desondanks wordt 1 op de 4 patiënten
in de loop van de behandeling refractair
voor jodium. "Die patiënten worden dan
doorverwezen naar een ondersteunende
behandeling, of naar een behandeling met
een tyrosinekinase-inhibitor of chemo-
therapie, of naar een experimentele be-
handeling", vervolgt hij.
Welke patiënten worden
refractair voor jodium? En
hoe behandelen we deze
patiënten?
Drie types patiënten beantwoorden aan
die definitie: de patiënten voor wie geen
enkele captatie van I-131 kon worden
aangetoond op het moment van de diag-
nose voor ten minste één letsel en die na
14 maanden in progressie zijn, de patiën-
ten die een cumulatieve dosis > 600mCi
hebben gekregen en bij wie ten minste
één letsel erger is geworden op 14 maan-
den, de patiënten die een dosis > 100mCi
hebben gekregen en die in progressie zijn
na 14 maanden. Deze patiënten verte-
genwoordigen ongeveer 10-15% van alle
patiënten met gedifferentieerde schild-
kliertumoren en hun evolutie is uiterst
variabel. Tot voor kort was doxorubicine
de enige behandeling die door de FDA
was goedgekeurd voor deze indicatie, met
een zeer variabele respons, die globaal
wordt geschat op 5% partiële respons,
47% stabilisatie van de ziekte met een
progressievrije overleving (PFS) van ge-
middeld 7 maanden. Omdat doxorubicine
in maar weinig studies voldoende is ge-
analyseerd, wordt het voorbehouden voor
inoperabele, symptomatische patiënten
in progressie, of patiënten bij wie
tyrosinekinase-inhibitoren (TKI) geen ef-
fect hadden. Doxorubicine en cisplatine
combineren levert geen enkel voordeel op
in vergelijking met monotherapie.
Gerichte therapieën: een optie
voor de toekomst?
Omdat de signalisatieroutes van de an-
giogenese bij deze vorm van kanker een
grote rol spelen (Figuur 2), lijkt het lo-
gisch om een gerichte behandeling voor
te stellen (4). "Maar omdat het zeldzame
vormen van kanker zijn, is het aantal stu-
dies dat ernaar is uitgevoerd zeer laag",
constateert Schöffski.
Van verschillende middelen gericht op
VEGF is een effect aangetoond in fase
II of III. Dat lijkt logisch gezien de hoge
tumorigeniciteit van de cellen die VEGF
uitdrukken (5) en het sterke verband
tussen VEGF-expressie en tumorvo-
lume (6). We weten ook dat hoe hoger
de VEGF-concentraties zijn, hoe hoger
het risico op ganglionaire uitzaaiing
is in geval van papillaire tumoren (7).
Bovendien is een verhoging van de
MS8117N
SCHILDKLIERTUMOREN
TKI in de gemetastaseerde fase?
Schildkliertumoren vertegenwoordigen 90% van de endocriene
kankers, maar niet meer dan 1% van alle vormen van kanker
samen. Dat betekent niet dat ze zeldzaam zijn. Ze komen in de VS
vaker voor dan kanker van de maag, de hersenen, de farynx, de
larynx, de teelballen of hepatocarcinomen. Anders uitgedrukt:
één persoon op 130 zal in de loop van zijn leven de diagnose
krijgen... Een gesprek met prof. Patrick Schöffski (Oncologie,
KU Leuven) in het kader van de jaarlijkse bijeenkomst van de
Belgian Thyroid Club.
Mannen Vrouwen
Bron: Cancer Research UK
Frankrijk (Metropolitan)
Italië
Luxemburg
Oostenrijk
Cyprus
Litouwen
Tsjechische Republiek
Slovenië
België
Finland
UE-27
Portugal
Estland
Malta
Hongarije
Slowakije
Spanje
Duitsland
Bulgarije
Letland
Polen
Zweden
RU
Denemarken
Ierland
Nederland
Roemenië
Griekenland
0 4 8 12 16 20
Aantal per 100.000
Figuur 1: Jaarlijkse incidentie van schildkliertumoren in Europa.
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS