Europese uitwisselingen plaatsgevonden met jongeren voor een buitenlandse stage, profes- sionals uit het beroepsonderwijs voor job shadowing bij een Europese organisatie en pas afgestudeerden om werkervaring op te doen. Dit komt neer op een jaarlijks gemiddelde van ongeveer 75.000 deelnemers. Naast mobiliteitsprojecten zijn ruim 8.000 kleine en grootschalige samenwerkingsprojecten gericht op innovatie van het beroepsonderwijs gefinancierd. Het budget voor Europese Leonardo da Vinci-projecten steeg van 265.000 euro in 2007 naar ruim 350 miljoen euro in 2013. decentrale uitvoering, een verviervoudiging van het budget en een verdriedubbeling van de mobiliteit lag de nadruk op het importeren van kennis, disseminatie en impact. CINOP, Nuffic en het Europees Platform vormden het Nationaal Agentschap voor het Europese programma Een Leven Lang Leren, waarvan de Nuffic penvoerder is. Het nationaal evaluatiecomité, het ministerie van OCW en Economische Zaken, hield een oogje in het zeil. Nieuwkomers waren het transversale programma voor betere ondersteuning van acties die de deelprogramma's overstijgen en het Jean Monnet-programma, gericht op onderzoek naar Europese integratie- processen. De stages voor hoger onderwijsstudenten verhuisden naar het Erasmusprogramma en de stages voor de pas afgestudeerden uit het hoger onderwijs bleven bij Leonardo da Vinci. Andere formulieren, procedures, projectsoorten en nieuwe projecttypes deden hun intrede. (2007-2013) een leerervaring op in een ander Europees land. 361 grote- en kleinschalige samenwerkingsverbanden werden aangegaan om nieuwe mogelijkheden te verkennen en concrete instrumenten te ontwikkelen om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het middel- baar beroepsonderwijs en overig beroepsgerelateerd leren in Europa te verbeteren. Naast vrijwel alle mbo-instellingen waren ook bedrijven, verenigingen en overheden betrokken bij Leonardo da Vinci-projecten. Het jaarlijkse budget is van 9 miljoen euro in 2007 opgelopen tot ruim 14 miljoen euro in 2013. te verbinden aan de afspraken die Europees en nationaal zijn gemaakt. Denk hierbij aan het streven naar een substantiële stijging van mobiliteit en het laten aansluiten van beleid en praktijk van het nationaal beroepsonderwijs bij Europese ontwikkelingen als EQF, ECVET, EQAVET, EVC, Euroguidance en tools als Ploteus en Europass. Voor projectoverstijgende impact en disseminatie werden Europese Thematische netwerken gevormd op thema's als Social inclusion voor ondervertegenwoordigde groepen, NETECVET voor vergelijking van toetsen en leeruit- teachers and staff en met 2020. Erasmus+ omvat de Europese subsidieprogramma's voor Onderwijs, Jeugd en Sport. De benadering is gericht op `lerende mobiliteit', `samenwerking voor innovatie' en `draagvlak voor beleidshervorming'. 75 programmaonderdelen binnen het LLP worden met Erasmus+ teruggebracht naar drie waaronder elf programmaonderdelen worden onderscheiden. Transversale acties en sectorale programma's zoals deze nu in het LLP bekend zijn, komen te vervallen. Met Erasmus+ ligt de focus op impact, het voortbouwen op wat er al is en duurzame inbedding waarin innoveren, samenwerken en de meerwaarde van de projecten nog belang- rijker worden. verschillende programmaonderdelen van het Leonardo da Vinci-programma ook de ervaringen van projectleiders, hoogtepunten van zeven jaar Leonardo da Vinci, de meerwaarde van consortia, de impact van de uitgevoerde projecten en onze rol in het vervolgprogramma Erasmus+ de revue. |