background image
Doorontwikkeling van de KIS was nodig, want internationalisering neemt een vlucht in het
onderwijs en kent een steeds gevarieerder karakter. Naast de stijgende vraag naar subsidie
voor buitenlandstages, zien we ook in toenemende mate aandacht voor onder meer:
ˇ integratie van internationalisering in het onderwijs (vakinhoudelijk, loopbaan & burgerschap);
ˇ relatie tussen professionalisering van docenten en internationalisering;
ˇ inbedding van internationalisering in organisatie en beleid;
ˇ internationale samenwerking in regionaal verband (partnerschappen van onderwijs,overheid,
bedrijfsleven).
Met deze trends en ontwikkelingen veranderen ook de taken van een coördinator internationa-
lisering. Het is nu vaak veel meer dan het beheren van subsidies voor mobiliteit. De vorige KIS
had als onderliggende aanname dat planmatig invulling gegeven kon worden aan internationa-
lisering op instellingsniveau. Het is ondoenlijk om een twee- of driejarige planning te maken
op scholen met tot wel 20.000 studenten, voor sectoren met ieder een eigen dynamiek wat
betreft internationalisering van de arbeidsmarkt (waarvoor wordt opgeleid) en voor opleidingen
met ieder een eigen teamcultuur en bijbehorende mogelijkheden en beperkingen:
In een wereld waarin veranderingen normaal zijn, is het organiseren op basis van beheersing
en centrale sturing niet meer voldoende om met de steeds veranderende vraag en omstandig-
heden te kunnen omgaan. Het alternatief is doelgroepen ­ zoals docenten(teams), studenten,
bestuurders en regionale partners ­ actief te betrekken en hen zo te faciliteren dat ze samen
kunnen leren en creeren.
Het instrument KIS 2020 bestaat uit drie delen:
Deel 1 is de inventarisatiescan. Via deze zelfevaluatie vormt u zich een integraal beeld van
de actuele stand van internationalisering binnen de mbo-instelling. De inventarisatiescan
(zelfevaluatie) wordt gezien als vertrekpunt om het gesprek over internationalisering op te
pakken of door te pakken.
Deel 2 bestaat uit contextscans en oefeningen en is bedoeld om op interactieve wijze inzicht te
geven in het internationaliseringsbeleid op instellingsniveau én binnen opleidingsteams. Door
de culturele context bespreekbaar te maken kan een realistisch ontwikkelperspectief worden
gevormd.
Deel 3 is ontwikkeld om internationale ontwikkelingen in en rondom de instelling te duiden en
deze te verbinden met persoonlijke drijfveren en ambities van betrokkenen. Op deze wijze kan
het instrument dienen als hulpmiddel bij innovatie.
Peer Group
Het NA heeft tezamen met een peer group van coördinatoren- en beleidsmedewerkers
internationalisering van diverse mbo-instellingen de actuele trends van internationalisering
op instellingsniveau geduid en - met het oog op organisatorische inbedding - stadia van
ontwikkeling beschreven.
De peer group bestond uit de volgende personen: Andre Huigens en Ton Stok (Wellantcollege),
Gerrit Jansen (Gilde opleidingen), Hellen Ransdorp (Nova College), Ieke Steens (ROC Leiden),
Jan Muijs (ROC Aventus), Lammert Folkerts (ROC van Twente), Marie Claire Bartmann (Friesland
College), Martin Huizinga (ROC Zadkine), Mieke Veenink (Graafschap College), Minke Kloppen-
burg (Noorderpoort) en Udo Lut en Margrieta Kroese (ROC Landstede). Het proces werd begeleid
door Peter Luijten en Anne Potters van het NA LLP Leonardo da Vinci. De scans zijn ontwikkeld
door Marcel van Marrewijk en Wendy Klein van Research to Improve.
13