onderwijs en kent een steeds gevarieerder karakter. Naast de stijgende vraag naar subsidie voor buitenlandstages, zien we ook in toenemende mate aandacht voor onder meer: ˇ relatie tussen professionalisering van docenten en internationalisering; ˇ inbedding van internationalisering in organisatie en beleid; ˇ internationale samenwerking in regionaal verband (partnerschappen van onderwijs,overheid, bedrijfsleven). lisering. Het is nu vaak veel meer dan het beheren van subsidies voor mobiliteit. De vorige KIS had als onderliggende aanname dat planmatig invulling gegeven kon worden aan internationa- lisering op instellingsniveau. Het is ondoenlijk om een twee- of driejarige planning te maken op scholen met tot wel 20.000 studenten, voor sectoren met ieder een eigen dynamiek wat betreft internationalisering van de arbeidsmarkt (waarvoor wordt opgeleid) en voor opleidingen met ieder een eigen teamcultuur en bijbehorende mogelijkheden en beperkingen: en centrale sturing niet meer voldoende om met de steeds veranderende vraag en omstandig- heden te kunnen omgaan. Het alternatief is doelgroepen zoals docenten(teams), studenten, bestuurders en regionale partners actief te betrekken en hen zo te faciliteren dat ze samen kunnen leren en creeren. de actuele stand van internationalisering binnen de mbo-instelling. De inventarisatiescan (zelfevaluatie) wordt gezien als vertrekpunt om het gesprek over internationalisering op te pakken of door te pakken. geven in het internationaliseringsbeleid op instellingsniveau én binnen opleidingsteams. Door de culturele context bespreekbaar te maken kan een realistisch ontwikkelperspectief worden gevormd. deze te verbinden met persoonlijke drijfveren en ambities van betrokkenen. Op deze wijze kan het instrument dienen als hulpmiddel bij innovatie. Het NA heeft tezamen met een peer group van coördinatoren- en beleidsmedewerkers internationalisering van diverse mbo-instellingen de actuele trends van internationalisering op instellingsniveau geduid en - met het oog op organisatorische inbedding - stadia van ontwikkeling beschreven. Gerrit Jansen (Gilde opleidingen), Hellen Ransdorp (Nova College), Ieke Steens (ROC Leiden), Jan Muijs (ROC Aventus), Lammert Folkerts (ROC van Twente), Marie Claire Bartmann (Friesland College), Martin Huizinga (ROC Zadkine), Mieke Veenink (Graafschap College), Minke Kloppen- burg (Noorderpoort) en Udo Lut en Margrieta Kroese (ROC Landstede). Het proces werd begeleid door Peter Luijten en Anne Potters van het NA LLP Leonardo da Vinci. De scans zijn ontwikkeld door Marcel van Marrewijk en Wendy Klein van Research to Improve. |