![]() patiënten toont aan dat de sterfte na 30 dagen bij patiënten die een percu- tane aortaklepvervanging (TAVI) heb- ben ondergaan 8% bedraagt. Hierbij hebben de meeste van deze sterfge- vallen een cardiovasculaire oorzaak. De globale sterfte na 1 jaar is 22%, de cardiovasculaire sterfte, eveneens na 1 jaar, bedraagt 14%. De onderzoekers rapporteren een percentage van ernstig nierfalen van 7,5% en een percentage van bloedingen die de levensprognose aantas- ten van 15,6%. In 11% van de gevallen werden ernstige vasculaire complicaties waargenomen, terwijl de incidentie van ernstig CVA na 30 dagen 3,2% bedroeg. meestal geen cardiale oorzaak geplant blijkt uit de follow-up van 3 jaar dat enerzijds de meeste sterfgevallen plaats- vinden binnen de eerste drie maanden en vooral verbonden is aan niet-cardiale oor- zaken. Meer bepaald gaat het dan om de aanwezigheid van nierfalen of het ontstaan van ernstige bloedingen na de procedure (7). van het linkerbundeltakblok dat wordt ge- rapporteerd bij ongeveer een derde van de patiënten. Op het vlak van mortaliteit waren hun resultaten bevredigend. Het ont- staan van een linkerbundeltakblok wordt wel geassocieerd met een verhoogde inci- dentie van de inplanting van een pacema- ker, vooral tijdens de eerste maand (8). De inplanting van een pacemaker heeft geen nadelig effect op de langetermijnprognose. CoreValve of Edwards Sapiens werd geëva- lueerd bij degenerescentie van een biopro- these (9). Uit het `valve-in-valve registry' blijkt dat het verkregen resultaat minstens even goed is als bij de algemene bevolking. Het slaagpercentage van de procedure be- draagt 93,1%, de sterfte na 30 dagen door alle oorzaken samen 8,4% en de overleving na 1 jaar is 85,8%. ste complicaties die worden vermeld een slechte plaatsing van de nieuwe klep, een obstructie van het coronair ostium en hoge transvalvulaire gradiënten na de procedure, vooral met kleppen van het type Edwards Sapiens indien de diameter van de biopro- these kleiner is dan 20mm. tiecentra tonen geen verschil aan tussen de twee kleptypes, al hebben patiënten met een CoreValve wel vaker nood aan p < 0,001) (10). lekkage wordt geassocieerd met een hogere sterfte. Het verschil in sterfte door alle oor- zaken samen bij patiënten met een lekkage en patiënten zonder of met een discrete lek- kage, houdt aan in de tijd maar is bijzonder uitgesproken na 1 jaar (11). Indien discrete regurgitatie aanwezig is, moet de patiënt goed worden opgevolgd. Een regurgitatie kan immers verdwijnen, of evolueren naar een ernstiger stadium. melt tussen 14% en 21% (12). Er wordt aanbevolen om onmiddellijk na de pro- cedure het verschijnsel te evalueren met hemodynamische metingen en beeldvor- mingsonderzoeken. De berekening van de aortaregurgitatie-index is heel eenvoudig en doorslaggevend [(ADP TDPLV/ASP] x 100, waarin ADP = diastolische druk in de aorta, TDPLV = telediastolische druk van het linkerventrikel en ASP = systolische druk in de aorta). Een index die hoger is dan 25 is geruststellend. Een lagere index vergt bijkomend onderzoek om de oorzaak van de regurgitatie op te sporen, alsook corrigerende procedures. percutane aortaklepvervanging met de medische behandeling bij niet-opereerbare patiënten en anderzijds percutane aorta- klepvervanging met een operatie bij hoog- risicopatiënten (13). de sterfte na twee jaar significant hoger bij stenoses met een lage flow (systoli- sche flow lager of gelijk aan 35ml/m ventie blijft voor controverse zorgen, zelfs na de publicatie van drie gerandomiseerde stu- dies. Ze lijkt aangewezen in be- paalde situaties, met name bij aneurysma van het interatriaal septum of bij een brede shunt. ten aan een patent foramen ovale is vrij gunstig. nog onvoldoende onderzocht en mag niet worden aanbevolen. |