background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 7
n
2013
9
TAVI
(Transcatheter Aortic
Valve Implantation)
Een meta-analyse van 16 studies en 3.519
patiënten toont aan dat de sterfte na
30 dagen bij patiënten die een percu-
tane aortaklepvervanging (TAVI) heb-
ben ondergaan 8% bedraagt. Hierbij
hebben de meeste van deze sterfge-
vallen een cardiovasculaire oorzaak.
De globale sterfte na 1 jaar is 22%, de
cardiovasculaire sterfte, eveneens na
1 jaar, bedraagt 14%. De onderzoekers
rapporteren een percentage van ernstig
nierfalen van 7,5% en een percentage van
bloedingen die de levensprognose aantas-
ten van 15,6%. In 11% van de gevallen
werden ernstige vasculaire complicaties
waargenomen, terwijl de incidentie van
ernstig CVA na 30 dagen 3,2% bedroeg.
De sterfte op lange termijn heeft
meestal geen cardiale oorzaak
Bij patiënten die een CoreValve kregen in-
geplant blijkt uit de follow-up van 3 jaar dat
enerzijds de meeste sterfgevallen plaats-
vinden binnen de eerste drie maanden en
dat anderzijds de sterfte op lange termijn
vooral verbonden is aan niet-cardiale oor-
zaken. Meer bepaald gaat het dan om de
aanwezigheid van nierfalen of het ontstaan
van ernstige bloedingen na de procedure (7).
Impact van het linkerbundeltakblok
Testa et al. bepaalden de klinische impact
van het linkerbundeltakblok dat wordt ge-
rapporteerd bij ongeveer een derde van
de patiënten. Op het vlak van mortaliteit
waren hun resultaten bevredigend. Het ont-
staan van een linkerbundeltakblok wordt
wel geassocieerd met een verhoogde inci-
dentie van de inplanting van een pacema-
ker, vooral tijdens de eerste maand (8). De
inplanting van een pacemaker heeft geen
nadelig effect op de langetermijnprognose.
`Valve-in-valve'
De percutane aortaklepvervanging met de
CoreValve of Edwards Sapiens werd geëva-
lueerd bij degenerescentie van een biopro-
these (9). Uit het `valve-in-valve registry'
blijkt dat het verkregen resultaat minstens
even goed is als bij de algemene bevolking.
Het slaagpercentage van de procedure be-
draagt 93,1%, de sterfte na 30 dagen door
alle oorzaken samen 8,4% en de overleving
na 1 jaar is 85,8%.
Wat de veiligheid betreft zijn de belangrijk-
ste complicaties die worden vermeld een
slechte plaatsing van de nieuwe klep, een
obstructie van het coronair ostium en hoge
transvalvulaire gradiënten na de procedure,
vooral met kleppen van het type Edwards
Sapiens indien de diameter van de biopro-
these kleiner is dan 20mm.
Edwards Sapien versus CoreValve
De gegevens van vier Europese referen-
tiecentra tonen geen verschil aan tussen
de twee kleptypes, al hebben patiënten
met een CoreValve wel vaker nood aan
een pacemaker (22,5% versus 5,9%;
p < 0,001) (10).
Paravalvulaire lekkage
De aanwezigheid van een paravalvulaire
lekkage wordt geassocieerd met een hogere
sterfte. Het verschil in sterfte door alle oor-
zaken samen bij patiënten met een lekkage
en patiënten zonder of met een discrete lek-
kage, houdt aan in de tijd maar is bijzonder
uitgesproken na 1 jaar (11). Indien discrete
regurgitatie aanwezig is, moet de patiënt
goed worden opgevolgd. Een regurgitatie
kan immers verdwijnen, of evolueren naar
een ernstiger stadium.
De incidentie van regurgitatie schom-
melt tussen 14% en 21% (12). Er wordt
aanbevolen om onmiddellijk na de pro-
cedure het verschijnsel te evalueren met
hemodynamische metingen en beeldvor-
mingsonderzoeken. De berekening van de
aortaregurgitatie-index is heel eenvoudig
en doorslaggevend ­ [(ADP ­ TDPLV/ASP]
x 100, waarin ADP = diastolische druk in de
aorta, TDPLV = telediastolische druk van
het linkerventrikel en ASP = systolische
druk in de aorta). Een index die hoger is
dan 25 is geruststellend. Een lagere index
vergt bijkomend onderzoek om de oorzaak
van de regurgitatie op te sporen, alsook
corrigerende procedures.
Ernstige stenose met lage flow
De PARTNER-studie vergeleek enerzijds
percutane aortaklepvervanging met de
medische behandeling bij niet-opereerbare
patiënten en anderzijds percutane aorta-
klepvervanging met een operatie bij hoog-
risicopatiënten (13).
Bij de niet-opereerbare patiënten bleek
de sterfte na twee jaar significant hoger
bij stenoses met een lage flow (systoli-
sche flow lager of gelijk aan 35ml/m
2
)
· Desluitingvaneenpatentfora-
men ovale in de secundaire pre-
ventie blijft voor controverse
zorgen, zelfs na de publicatie
van drie gerandomiseerde stu-
dies. Ze lijkt aangewezen in be-
paalde situaties, met name bij
aneurysma van het interatriaal
septum of bij een brede shunt.
· Hetnatuurlijkeverloopvance-
rebrovasculaire ziekten te wij-
ten aan een patent foramen
ovale is vrij gunstig.
· Sluitingvanhetpatentforamen
in de primaire preventie werd
nog onvoldoende onderzocht en
mag niet worden aanbevolen.