![]() 17-19). Het fenotype met een combinatie van eosinofiele en neutrofiele ontsteking ver- toont de hoogste fibrinogeenconcentratie, de minst goede longfunctie en de hoogste graad van bronchiale reactiviteit op me- thacholine. In een recente studie werd een aantasting van de ademhalingsfunctie aan- getoond bij patiënten met een gemengde ontsteking (20). Bovendien troffen we in deze subgroep een hoge concentratie fibri- nogeen in het bloed aan, wat wijst op een sterkere systemische ontsteking in geval van gemengde ontsteking in de geïndu- ceerde expectoratie. neutrofiele fenotype, en meer in het bij- zonder: de systemische ontsteking (PRC en fibrinogeen) is niet verhoogd. het eosinofiele fenotype nemen, vinden we een significant verband tussen de eosinofielenconcentratie in het bloed en die in de expectoratie (r = 0,6, p < 0,0001). Verschillende eerdere studies gaven een correlatie aan tussen de eosi- nofielenconcentratie in het bloed en die in het bronchoalveolaire lavagemateriaal (21) en de geïnduceerde expectoratie (22). Deze studies waren echter in de eerste plaats gebaseerd op beperkte patiëntenpopulaties en beschikten over geen drempelwaarden voor de identificatie. gesteld dat een eosinofielenconcentratie in het bloed 220/mm³ of 3% de identifica- tie mogelijk maakt van het eosinofiele type ( 3%) met een sensitiviteit en specifici- teit van bijna 75%. De recente Amerikaanse studie wees ook uit dat de drempelwaarde van 220/mm³ het beste compromis was om de eosinofilie in de expectoratie 3% te voorspellen (16). Interessant: de eosi- nofilie in het bloed is even doeltreffend als een meting van de NO in de uitgeademde lucht voor deze identificatie. Een NO-me- ting heeft overigens het voordeel dat het een eenvoudige en voor de patiënt meer comfortabele meettechniek is. factoren geassocieerd met het eosinofiele fenotype bepaald aan de hand van een multipele logistieke regressieanalyse. De onafhankelijke predictieve factoren voor het eosinofiele fenotype, verkregen door de variabelen te combineren in het logistieke regressiemodel, zijn de eosinofielencon- centratie (in procent), de Tiffeneauscore, de NO-concentratie in de uitgeademde lucht en de totale IgE-concentratie. Het feit dat de eosinofielenconcentratie in het bloed en de NO-concentratie in de uitge- ademde lucht onafhankelijke predictieve factoren blijken te zijn, suggereert dat deze twee markers een weerspiegeling zijn van de verschillende mechanismen achter de bevordering van de rekrutering van eosi- nofielen in de luchtwegen. In onze studie was de totale IgE-concentratie een betere dat hoge IgE-concentraties in de weefsels de mastocyten kunnen activeren, zelfs zonder tussenkomst van de allergenen (23). Dan hebben we een formule opgesteld om de aanwezigheid van een eosinofie- lenconcentratie 3% in de expectoratie te voorspellen (Figuur 4). Deze formule is vervolgens gevalideerd in een prospectieve populatie (kappacoëfficiënt van Cohen 0,59, p < 0,0001). het neutrofiele fenotype vonden we een zwakke correlatie tussen de neutrofielenconcentratie in het bloed en die in de expectoratie, meer bepaald in procent maar niet in absolute waarde. Door alle variabelen te combineren in het multipele logistieke regressiemodel konden we de onafhankelijke predictieve factoren van het neutrofiele fenotype identifice- ren: de functionele residuele capaciteit en de leeftijd van de patiënt. Op basis van de neutrofielenconcentratie in het bloed kunnen we geen voorspelling doen. Het is waarschijnlijk dat de neutrofielen, als ze de bloedsomloop verlaten, via chemoat- tractie in de longen terechtkomen, zonder detecteerbaar effect op de neutrofielencon- centratie in het bloed. Het is geweten dat de neutrofilie van de luchtwegen toeneemt met de leeftijd. Het lijkt er overigens op dat de neutrofielen van de luchtwegen kunnen bijdragen aan een afname van de inspira- toire capaciteit. Studies bij kinderen hebben bevestigd dat het percentage neutrofielen in het bronchoalveolaire lavagemateriaal is gecorreleerd aan de tekens van air trapping bij mucoviscidose (24). Patiënten die inhalatiecorticosteroïden in een gemiddelde of hoge dosis krijgen, heb- ben een hogere neutrofielenconcentratie |