background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 7
n
2013
47
van het eosinofiele type ( 3%), 80 (16%)
een ontsteking van het neutrofiele type
( 76%), en 14 (3%) een gemengde granu-
locytaire ontsteking. 203 (40%) patiënten
waren paucigranulocytair (Tabel 1 en 2,
Figuur 3
). Deze verhoudingen blijven gelijk
na uitsluiting van de patiënten die werden
behandeld met inhalatiecorticosteroïden.
Het aantal astmapatiënten met een eo-
sinofielenconcentratie 3% bedraagt in
onze populatie dus 46%. Gibson et al. kwa-
men tot vergelijkbare cijfers: 41% van de
niet-rokende astmapatiënten had een eo-
sinofielenconcentratie van meer dan 2,5%
(14). Het aantal eosinofiele astmagevallen
gerapporteerd door Louis (15) en Green (1)
was hoger maar de gekozen drempelwaarde
was lager (respectievelijk 2 en 1,9%). Een
recente Amerikaanse studie wees uit dat
het paucigranulocytaire fenotype domi-
nant is: het vertegenwoordigt 50% van de
astmapatiënten. Het eosinofiele fenotype
(gedefinieerd als 2%) vertegenwoordigt
ongeveer 25%. Net als in onze studie was
het neutrofiele fenotype eerder zeldzaam
(< 15%) en bedroeg het aantal gemengde
granulocytaire types minder dan 5% (16).
Klinische kenmerken van de
inflammatoire fenotypes
In vergelijking met de paucigranulocytaire
fenotypes, worden de eosinofiele, neutro-
fiele en gemengde granulocytaire fenotypes
gekenmerkt door een sterkere aantasting
van de ademhalingsfunctie. Het eosino-
fiele fenotype wordt gedefinieerd door een
hogere frequentie van atopische patiënten,
hogere totale IgE-concentraties, een ster-
kere reactiviteit op methacholine, hogere
NO-concentraties in de uitgeademde lucht
en een geringere astmacontrole dan de pau-
cigranulocytaire fenotypes. Deze resultaten
Figuur 1: Staal verkregen na inductie van de expectoratie, op basis waarvan macrofagen
(1), neutrofielen (2), eosinofielen (3), epitheelcellen (4) en lymfocyten (5) kunnen worden
geïdentificeerd.
Figuur 2: Geïnduceerde
expectoratietechniek.
Paucigranulocytair Eosino el Neutro el Gemengd granulocytair
3%
40%
41%
16%
Figuur 3: Verhouding inflammatoire fenotypes in functie van het celtype van de
geïnduceerde expectoratie in een grote populatie van astmapatiënten.