background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 7
n
2013
46
V1869N
Verdeling van de inflammatoire
fenotypes van bronchiaal astma
Florence N. Schleich
Afdeling Pneumologie, CHU Sart Tilman, ULg, Liège
Belangrijke studies hebben bevestigd dat de
aanwezigheid van een eosinofiele ontste-
king van de luchtwegen het mogelijk maakt
om de respons op een ontstekingsremmen-
de behandeling te voorspellen, bijvoorbeeld
aan de hand van inhalatiecorticosteroïden
(1, 2) en anti-IL5's (3, 4). Verschillende
studies hebben het nut aangetoond van
een analyse van de geïnduceerde expec-
toraties als leidraad voor de behandeling
(5, 6). Dankzij een behandeling gericht op de
eosinofiele ontsteking kan het astma beter
onder controle worden gehouden en neemt
het aantal exacerbaties en ziekenhuisop-
names af. Er is echter geen enkel bewijs
voor een verbetering van de astmacontrole
met corticosteroïden bij paucigranulocy-
taire patiënten, die geen eosinofiele ontste-
king vertonen (7). De gegevens suggereren
overigens dat neutrofiel astma zou kunnen
worden verbeterd door een behandeling
met macroliden (8, 9). Voor de keuze van
de behandeling zou het karakteriseren van
de bronchiale ontsteking van patiënten
met chronische respiratoire symptomen
dus in de toekomst belangrijker kunnen
worden dan het stellen van een diagnose
`bronchiaal astma'. Met de techniek van de
geïnduceerde expectoratie (Figuren 1 en 2)
kunnen op een niet-invasieve manier cellen
van de luchtwegen worden verzameld. De
techniek wordt dan ook beschouwd als de
gouden standaard in de identificatie van
inflammatoire fenotypes van bronchiaal
astma. Het is evenwel een dure techniek,
die tijd en expertise vergt. Daarom is deze
buiten de universitaire ziekenhuizen maar
weinig beschikbaar. De identificatie van
vervangmarkers is in de klinische praktijk
dus nuttig.
De stikstofmonoxide in de uitgeademde
lucht (FE
NO
) is een nuttige marker voor
de identificatie van de aanwezigheid van
eosinofielen in de expectoratie (10, 11).
Voor de identificatie van neutrofielen in de
luchtwegen ontbreekt het ons echter aan
markers. De markers in het bloed vormen
een aanvaardbaar alternatief omdat de
granulocyten die de bronchiën infiltreren
afkomstig zijn van het beenmerg en via het
bloed in de luchtwegen terechtkomen. Het
doel van onze studie is de prevalentie te
evalueren van de fenotypes van astma in
een grote populatie van astmapatiënten, en
de factoren te bepalen die zijn geassocieerd
met eosinofiele en neutrofiele ontsteking
van de luchtwegen.
Studieopzet
Wij deden een retrospectieve studie bij een
populatie van 508 astmapatiënten die op
consultatie kwamen in het CHU van Luik
tussen 2005 en 2011, en met succes een ge-
induceerde expectoratie ondergingen (12).
Het eosinofiele fenotype wordt gedefini-
eerd als een eosinofielenconcentratie hoger
dan of gelijk aan 3% in de expectoratie.
Het neutrofiele fenotype stemt overeen
met een neutrofielenconcentratie van meer
dan 76% (13). Op basis van een multipele
logistieke regressieanalyse konden we een
formule opstellen om de aanwezigheid van
een sterke eosinofilie of neutrofilie van de
expectoratie te voorspellen. Het vermogen
van de formule om het inflammatoire ka-
rakter van de geïnduceerde expectoratie te
voorspellen, werd vervolgens prospectief
gevalideerd in een onafhankelijke popula-
tie van 178 astmapatiënten waarbij de de-
mografische, functionele en inflammatoire
kenmerken vergelijkbaar waren met die van
de retrospectieve populatie.
Prevalentie van de
inflammatoire fenotypes
Van de 508 patiënten die een geïnduceerde
expectoratie van goede kwaliteit aflever-
den, hadden er 211 (42%) een ontsteking
A
stmaiseenheterogeneaandoeningvandeluchtwegen.Detraditionele
aanbevelingenvoordediagnosevanastmaomvattendeaanwezigheid
vansuggestievesymptomeneneenbewezenvariabiliteitinhetluchtdebiet.
Desymptomenendeademhalingsfunctiegevenechtergeenenkeleinformatie
overdeonderliggendebronchialeontsteking.Steedsmeerbewijsgeeftaandat
deindelingvanastmapatiënteninverschillendefenotypes,infunctievanhet
typebronchialeontsteking,deidentificatiemogelijkmaaktvansubgroepen
vanpatiëntendieeengroterekanshebbenomopdebehandelingtereageren.
P N E U M O L O G I E