background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 7
n
2013
31
sieve strategie op het gewicht. Tijdens het
eerste jaar verloren de patiënten die de
agressieve strategie volgden 8,6% van hun
begingewicht. In de andere groep was dat
maar 0,7%. Het verschil bleef mettertijd
gehandhaafd en bleef significant, maar werd
toch kleiner: 6,5% vermagering op het einde
van de follow-up met de agressieve stra-
tegie en 3,5% met de klassieke strategie.
Tevens werd een significante verbetering
van de glykemiecontrole vastgesteld (een
sterkere daling van het HbA
1c
-gehalte) en
van de systolische BD. Er was echter geen
significant effect op de serumlipiden. On-
danks het gunstige effect op het gewicht
en bepaalde cardiovasculaire risicofactoren
werd er uiteindelijk toch geen verschil waar-
genomen in de incidentie van het primaire
samengestelde eindpunt van cardiovascu-
laire accidenten (403 vs. 418). Dat is één van
de grote verrassingen en ontgoochelingen
van die studie.
Verklaring
In een poging om daar een verklaring voor
te vinden, hebben de onderzoekers de
dossiers van de patiënten grondig doorge-
nomen. Daarbij zijn ze tot de vaststelling
gekomen dat de patiënten in de klassieke
groep door hun huisartsen ook agressiever
werden behandeld voor risicofactoren zoals
hypertensie en hypercholesterolemie, wat
wordt aangegeven door het frequentere
gebruik van statines en antihypertensiva.
De studie zal daarom worden overgedaan,
waarbij nu zal worden gestreefd naar een
beter evenwicht bij de aanpak van cardio-
vasculaire risicofactoren tussen de groepen.
Een verdere verklaring zou ook kunnen zijn
dat het uiteindelijke verschil in vermagering
(2,5%) te klein is om een significant verschil
in optreden van cardiovasculaire accidenten
te objectiveren. Dr. Wing benadrukte tot
slot iets waar vaak niet bij wordt stilge-
staan, namelijk dat een geringere inname
van calorieën en meer lichaamsbeweging
(en dat hoeft daarom nog geen intensieve
lichaamsbeweging te zijn) een positief ef-
fect hebben op het gewicht. Het gemid-
delde gewicht van de patiënten in de klas-
sieke groep is inderdaad niet toegenomen,
integendeel.
Andere bemoedigende resultaten
Dr. William Knowler (Phoenix, Arizona)
had het vervolgens over de microvascu-
laire complicaties. Hij stelde vast dat de
agressieve strategie niet alleen de progres-
sie naar diabetische nefropathie met 31%
significant verlaagde, maar ook de inci-
dentie van diabetische retinopathie met
14%. Voorzichtigheid is echter geboden bij
de interpretatie van dat laatste resultaat
aangezien de gegevens over diabetische
retinopathie werden verkregen door on-
dervraging van de patiënten en niet door
een oogonderzoek. Dr. Lucy Faulconbridge
(University of Pennsylvania, Philadelphia)
zei tot slot dat de patiënten die de agres-
sieve strategie hadden gevolgd, 20% minder
kans liepen om een depressief syndroom te
ontwikkelen. Bovendien waren hun scores
van levenskwaliteit ook sterker verbeterd.
Dat zijn toch belangrijke punten, wetende
dat psychologische factoren een negatieve
weerslag hebben op de therapietrouw, de
glykemiecontrole en het optreden van
diabetische complicaties. Confraters die een
`look ahead' op de studie willen werpen,
kunnen dat doen op de website van het
New England Journal of Medicine, waar de
studie samen met de presentatie online
werd gepubliceerd (2).
Referenties
1.
Plenaire sessie: Primary Results of the Look AHEAD
Randomized Controlled Trial of a Lifestyle Intervention in
Overweight and Obese Individuals With Type 2 Diabetes,
ADA 2013, Chicago, 24/06/2013.
2.
The Look AHEAD Research Group. Cardiovascular effects
of intensive lifestyle intervention on type 2 diabetes. N
Engl J Med 2013; DOI: 10. 1056/NEJMoa1212914. Be-
schikbaar op www.nejm.org
Welke patiënten reageren
niet op orale antidiabetica?
U
itgaandevandegrootsteAmeri-
kaansemedischegegevensbank,
MarketScan,hebbenonderzoekersge-
probeerdomeenrobotportretteschet-
senvandepatiëntendienietreageren
oporaleantidiabeticainmonotherapie.
De vorsers hebben alle gegevens in Mar-
ketScan doorgenomen over type 2-dia-
betespatiënten van 18 jaar of ouder die
behandeld werden met orale antidiabetica
in monotherapie, merendeels metformine,
tussen 2007 en 2010.
Slechts 59% van de patiënten leefde de
behandeling goed na (dit wil zeggen dat
ze minstens 80% van de voorgeschreven
doses innamen). In tegenstelling tot wat
vaak wordt gedacht, leefden mannen
hun behandeling beter na dan vrouwen.
De therapietrouw was het slechtst bij
jonge patiënten (jonger dan 45 jaar) en
patiënten die geen concomiterende be-
handeling of hooguit één enkel ander ge-
neesmiddel innamen. Ook economische
factoren (prijs van het geneesmiddel of
remgeld) hadden negatieve invloed op de
therapietrouw. De volgende factoren had-
den eveneens negatieve (hoewel minder
uitgesproken) invloed op de therapie-
trouw: leeftijd van 45 tot 65 jaar, recente
behandeling van diabetes, inname van
meerdere geneesmiddelen en inname van
geneesmiddelen meerdere malen per dag.
Référentie
Tunceli K. et coll., poster 1285-P, General Poster session 2, ADA
2013, Chicago.