background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 7
n
2013
23
meest bepalende factor kan zijn wat insu-
lineresistentie betreft (1). Dit zou kunnen
verklaren waarom bepaalde, maar niet alle
zwaarlijvige mensen insulineresistent zijn
en waarom de insulineresistentie magere
mensen niet noodzakelijk spaart.
Vetverdeling en
insulineresistentie
Een studie uitgevoerd bij muizen zonder
vetweefsel (fatless mice) gaf aan dat een
opstapeling van vetten in de lever geasso-
cieerd is met een verminderde gevoeligheid
voor insuline in de lever en met een stijging
van de glykemie (2). Bij deze muizen gaf
transplantatie van vetweefsel aanleiding tot
een verandering van de locatie van het vet:
van de lever en de spieren naar het vetweef-
sel. Dit ging gepaard met een normalisatie
van de insulinegevoeligheid in de lever en
de spieren, alsook met een normalisatie
van de insulinemie en de glykemie op sys-
temisch niveau.
Die vaststelling suggereert dat insulineresis-
tentie in de hand wordt gewerkt door een
afwijkende vetverdeling tussen enerzijds
de adipocyten en anderzijds het lever- en
spierweefsel.
Een vervette lever staat onder metabole
en inflammatoire stress. De lever vertoont
insulineresistentie. Het verlies van controle
over de glucoseproductie in de lever door
insuline, leidt tot een stijging van deze pro-
ductie, wat hyperglykemie en de evolutie
naar diabetes type 2 in de hand werkt.
Van steatose naar
cardiovasculair risico
Een steatotische en insulineresistente le-
ver produceert ontstekingseiwitten, zoals
CRP, IL6, TNF en allerhande eiwitten die
een rol spelen in de acute ontstekingsfase
(3, 4). Hij scheidt factoren af die hyperco-
agulabiliteit stimuleren, zoals fibrinogeen,
factor VII of inhibitoren van de activator van
plasminogeen 1. Tot slot bevordert hij de
evolutie naar atherogene dyslipidemie, met
meer specifiek een verhoging van VLDLs rijk
aan triglyceriden, een verhoging van kleine
en dichte LDL-cholesteroldeeltjes en een
daling van de HDL-cholesterol.
In een grootschalige studie werd het car-
diovasculaire risico op 10 jaar geėvalueerd
bij controles en bij proefpersonen met een
verhoging van de transaminasen, steatose,
en steatose met verhoging van de transami-
nasen (5) (Figuur 2). De resultaten wezen
uit dat de cardiovasculaire mortaliteit is
verdubbeld bij proefpersonen met niet-
alcoholische steatohepatitis.
In de praktijk is bij de diagnose van lever-
steatose dus een evaluatie van de insuline-
gevoeligheid en het cardiovasculaire risico
vereist.
Vetweefsel en ontsteking
De ontwikkeling van insulineresistentie bij
zwaarlijvige personen wordt in de hand ge-
werkt door inflammatoire verschijnselen in
het vetweefsel. Die verschijnselen worden
geactiveerd door voedingsstoffen of door
pro-inflammatoire factoren afkomstig van
het spijsverteringskanaal. Die cascade van
gebeurtenissen wordt metabole ontste-
king genoemd. Anderen spreken van `meta-
ontsteking'.
Een metabole ontsteking verschilt van een
gewone ontsteking. Ze is chronisch, zonder
teken van resolutie. De signalen die me-
tabole ontsteking stimuleren zijn identiek
aan diegene die worden aangehaald om het
ontstaan van hepatische insulineresistentie
te verklaren, en onderscheiden zich dus van
diegene die betrokken zijn bij een gewoon
ontstekingsproces. Tot slot is metabole
Body Mass Index (kg/m
2
)
15 30 45 60
80
60
40
20
0
W
hole body gluc
ose uptake
(µmol/kg
.min)
The most proximal correlate to insulin resistance is fat in the liver
Figuur 1: Insulin resistance often considered synonymous with obesity, although...
Niet-alcoholische steatohepatitis zou
kunnen verklaren waarom bepaalde,
maar niet alle zwaarlijvige mensen
insulineresistent zijn en waarom de
insulineresistentie magere mensen niet
noodzakelijk spaart.