background image
Bloedvaten, Hart, Longen
n
Vol 18
n
Nr 7
n
2013
13
metingen thuis, doorgaans uitgevoerd door
de patiënt zelf, en ambulante bloeddrukme-
ting gedurende 24 uur (ABDM). Bloeddruk-
meting thuis en ABDM worden beschouwd
als complementair. De 24-uursmeting heeft
echter het voordeel dat ze informatie geeft
over de nachtelijke bloeddruk, waarvan de
impact op het vlak van prognose groter is
dan die van de bloeddruk overdag.
Thuismeting en ABDM zijn nuttig bij een
vermoeden van wittejassenhypertensie of
gemaskeerde hypertensie, in het geval van
sterk wisselende metingen bij de dokter, om
met zekerheid een diagnose van resistente
hypertensie te stellen, of bij een groot ver-
schil tussen de bloeddruk die bij de dokter
wordt gemeten en de metingen thuis.
In de keuken
De gebruikelijke maatregelen op het vlak
van levenshygiëne en voeding blijven van
toepassing. In veel landen bedraagt de zout-
consumptie 9 tot 12g/dag. Dat is te veel.
Een vermindering van de consumptie tot 5g/
dag verlaagt de systolische bloeddruk met
1-2mmHg bij normotensieve personen en
met 4-5mmHg bij hypertensiepatiënten.
Gewichtsverlies is nog steeds aanbevolen bij
patiënten met overgewicht of zwaarlijvige
patiënten. Een stabilisatie van het gewicht
lijkt in veel gevallen een redelijke doelstel-
ling te zijn. Een body mass index van 25kg/
m
2
is aanbevolen, evenals een buikomtrek
van minder dan 102cm bij mannen en van
minder dan 88cm bij vrouwen.
Tot slot adviseert de faculteit regelmatige
lichaamsbeweging, meer specifiek dyna-
misch, matig-intensief bewegen, ten minste
30 minuten, 5 tot 7 dagen per week.
14/9 voor iedereen,
of toch bijna
Zoals Giuseppe Mancia (Milaan, Italië) ver-
duidelijkte, heeft het panel zijn positie met
betrekking tot de streefwaarden een beetje
versoepeld sinds de aanbevelingen van
2007. Het panel adviseert een waarde lager
dan 140mmHg voor de systolische bloed-
druk en een waarde lager dan 90mmHg voor
de diastolische bloeddruk. De sinds 2007
verzamelde gegevens pleiten niet langer
voor een waarde die zich systematisch situ-
eert onder 130/80mmHg bij patiënten met
een hoog of zeer hoog cardiovasculair risico.
Het bewijsniveau dat een behandeling kan
rechtvaardigen in het geval van een hoog-
normale bloeddruk, gedefinieerd door een
systolische druk van 130-149mmHg en een
diastolische druk van 85-89mmHg, wordt
ontoereikend bevonden.
Drie uitzonderingen bevestigen de regel.
Bij diabetespatiënten is het nuttig om de
diastolische bloeddruk onder 85mmHg te
brengen. Bij bejaarde patiënten volstaat een
systolische bloeddruk van 150-140mmHg,
en een streefwaarde lager dan 140mmHg
bij patiënten die als voldoende `fit' worden
beschouwd.
`Tailoring' in monotherapie
De belangrijkste voordelen van de genees-
middelenbehandeling zijn afhankelijk van
de bloeddrukverlaging per se. Vijf therapeu-
tische klassen kunnen worden overwogen
wanneer de initiële behandeling een mono-
therapie is: diuretica, bètablokkers, calcium-
antagonisten, conversie-enzymremmers
(CEI's) en angiotensinereceptorantagonisten
of sartanen.
"Het heeft weinig zin om te spreken over eer-
ste-, tweede- of derdekeuzemonotherapie"
,
aldus G. Mancia: "Dit soort, enigszins kunst-
matige indeling is gebaseerd op een soort ge-
middelde patiënt, die niet de weerspiegeling
is van specifieke situaties waarmee we in het
echte leven worden geconfronteerd. Bij de
keuze van de behandeling moet er rekening
worden gehouden met de klinische context
en de kenmerken van elke patiënt."
Keuze
Lichte bloeddrukverhoging
Laag/gemiddeld
cardiovasculair risico
Monotherapie
Opteren voor een
ander geneesmiddel
De initiële monotherapie toedienen
in de volledige dosis
Monotherapie in
volledige dosis
Bitherapie in
volledige doses
Duidelijke bloeddrukverhoging
Hoog/zeer hoog
cardiovasculair risico
Een derde geneesmiddel
toevoegen
Tritherapie in
volledige doses
Opteren voor een
andere bitherapie
De initiële bitherapie
toedienen in de volledige dosis
Bitherapie
Figuur 1: Geneesmiddelenstrategie bij hypertensie.